Lust en Gratie. Jaargang 1
(1983-1984)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
Minnaressen en motorguys
| |
[pagina 158]
| |
Hemelbestormende torens in allerlei vormen en maten verzamelen zich rondom de alsmaar nietiger wordende rivier. Wat een lijnenspel! Daarmee vergeleken is de Bijlmer niets meer dan één grauwe saaie bajes. Hier verzint iedereen die iets bouwen wil wat nieuws. Eén ongetwijfeld zeer godvrezende chinees heeft een zeker twintig verdiepingen tellend gebouw neergezet waarvan het dak de vorm van een sterk vergrote pagode heeft. Vanuit de daktuin op de tiende verdieping van mijn hotel lijkt het op een klein groen petje in de verte. Stelt u zich eens voor dat een Bijlmer architekt een gebouw ontworpen had waarvan het dak de vorm van de Westerkerk had? Singapore is overigens een keurige stad. Men steekt netjes over waar het mag (bij overtreding een boete van $500Ga naar voetnoot**), rookt niet waar het niet mag (boete $500), gooit geen afval op plekken die daarvoor niet bestemd zijn (boete $500). Iedereen werkt hard, krijgt ten hoogste twee kinderen, rijdt van en naar het werk in bussen die keurig op tijd lopen en is gelukkig. Degenen die dat niet zijn, of iets anders willen, zoals dieven, hoeren, linkse intellectuelen, drugsverslaafden, dronkaards, goklustigen, homo's, dromers en fantasten zijn óf heropgevoed óf wonen nu op één van de kleine eilandjes vóór de kust totdat zij alsnog besluiten toe te treden tot de gelukkige Singapore-familie. Het beton boort zich de jungle in. De gloednieuwe universiteit is omgeven door een ondoordringbaar lijkend bos. Zou dit ooit kunnen vergaan? Zouden er ooit generaties toeristen rond deze reusachtig vervallen funderingen lopen, zoals wij nu hoofdschuddend uitgestorven steden zoals Macchu Picchu of Anuradhapura bekijken? Zouden hier weer apen, slangen, mieren, hagedissen en schorpioenen komen wonen? Deze stadt voelt zo onwezenlijk aan - een grommende leeuw tegen de opdringende jungle en de zee. Maar de kracht van de leeuw is eindig, die van de jungle en de zee is dat niet. Afgezien van het nakomen van mijn verplichtingen op onderwijskundig gebied had ik u en mezelf ook beloofd eens uit te zoeken hoe de dames zich hier plegen te vermaken. ‘Een plek voor alleen vrouwen? Die hebben we hier niet, probeert u de YWCA maar eens’, aldus enkele taxichauffeurs. ‘O, u bedoelt een bar, een nightclub? Voor dames en heren hebben we wel veel, wilt u misschien naar...’ Nee, dat wilde ik dus niet. Dan wisten ze alleen nog Bugisstreet voor me. Maar dat betrof toch juist heren? Ze knikten, maar als ik toch iets dergelijks pervers zocht konden ze me geen ander advies geven. De diverse dames-docenten die zich aan de universiteit met vrouwenstudies bezighouden konden me ook niet verder helpen. Een dame van indiase afkomst was opvallend geïnteresseerd in wat ik over India vertelde. Ze zag er voor een singaporese heel weinig fragiel en opgemaakt uit, met kort, al grijzend haar, en mooie, aardige ogen | |
[pagina 159]
| |
achter een dikke bril. Een dame van chinese afkomst wist verder ook niets. Ze vertelde me wel dat er in de jaren twintig en dertig van deze eeuw veel vrouwelijke migranten uit China gekomen waren. Zijde-arbeidsters die bij de antihuwelijkskampagnes betrokken waren, in zustergroepen woonden en elkaar steunden tot in de dood. Ze verdienden haar eigen brood met haar vak en waren niet van plan ooit (weer) te trouwen. Volgens de chinese kwam dat ten dele door de zeer onplezierige toestand waarin ze als getrouwde vrouwen terecht zouden komen, maar voor een deel ook uit een afkeer van heteroseksualiteit op zich. De zijde-industrie raakte in verval en de ‘sisterhoods’ emigreerden naar Maleisië en Singapore. Er zijn nog wel wat van die groepen vrouwen, zeiden zowel de chinese als de indiase wetenschapsters, maar ze zijn eigenlijk al bijna verdwenen. De meeste vrouwen uit die tijd zijn allang gestorven en de jongeren zijn allemaal verwesterd. Vrijwel iedereen trouwt - anders heb je ook geen recht op een huis. Er zijn nog wel enkele groepen samenlevende vrouwen, maar die houden zich heel stil. Wat er van haar naar buiten komt wordt meteen via de roddelkanalen tot een schandaal opgeblazen. Verder was er alleen nog Buggisstreet voor me. Er viel geen ontkomen aan. In Nederland ging het gerucht dat Bugisstreet niet meer bestond, onderdrukt door de nieuwe, steeds strenger wordende zedelijkheidsnormen en opgegeten door de ‘urban redevelopment’. Heel Chinatown wordt uitgeroeid. Toen ik vanochtend niet meteen de Durga-tempel kon vinden zei de chauffeur: ‘Ah, natuurlijk, “urban redevelopment”, het is maar zo'n kleine tempel, dat vindt het bestuur niet erg. Alleen de grote monumenten laten ze met rust’. Maar neen, Durga was niet verdreven door de ‘urban redevelopment’, maar omgetoverd tot een moskee! Durga, de moedergodin, mijn heil en toeverlaat op reis door deze landen, weg! Een groen bord met de naam van de moskee erop, gras en planten uit haar torens. Geen beeltenis, geen kleur meer te bekennen. Toen ik dat zag moest ik wel even slikken. De chinese sisterhoods weg, Durga weg. En wat is er over? Giechelende chinese meisjes, gekleed in de laatste franse mode, zich afvragend of ze nu wel of niet al vóór hun huwelijk met hun vriendjes zullen vrijen. Gisteren keek ik of ik Bugisstreet nog kon vinden. Het staat niet meer in de officiële toeristengidsjes en ook bleken de straatnaamborden verdwenen die gewoonlijk op iedere hoek van de straat bevestigd zijn, op één na. Gelukkig herinnerde ik me nog van een vorig bezoek waar het was. Overdag zag het er nog net zo uit als toen - een marktstraatje zoals er zoveel zijn. Kleine chinese huizen met stokken met wasgoed uit de ramen en ballons, flarden chinese pop, kramen met overhemden, messen, spiegeltjes, kassettes, fruit en op de hoek bij Malabarstreet allemaal stalletjes waar je heerlijke chinese gerechten kunt | |
[pagina 160]
| |
eten. Pas na twaalven verdwijnen de kramen en worden er tafels en stoelen neergezet. Het wordt drukker, iedereen gaat zo langzamerhand zitten en bestelt bier, dat dan opeens vijf keer zo duur is als overdag. Overal gefluister, alle hoofden één richting op, daar komt de eerste, wiegend, schitterend aangekleed, prachtig opgeschilderd. Ik kwam tegen twaalven, de kramen werden net opgeruimd. Ik kon nog juist een kassette met ‘The best of Joan Armatrading’ kopen. Het was druk op straat maar er waren nauwelijks toeristen. Er waren bijna geen vrouwen, alleen een paar hoeren en enkele ouderen die aan het koken waren. Ik at satay may kee en cantonese mie, kocht een groot glas papaya- en ananassap en at een stukje nangka. Op de hoek zaten vier politieagenten. Ik streek neer naast een eetstalletje waar mie gekookt werd en vissen en groenten werden gestoomd. Ik bestelde een fles bier en keek eens rond, dan werd er tenminste niet zo naar mij gekeken. Een vrouw alleen aan een tafel. Maar was ik wel een vrouw? Ik had een wijde rode bloes aan en jeans, mijn haar was net heel kort geknipt. Allerlei mannen liepen heen en weer. Hard staccato chinees, af en toe wat amerikaans er tussen door. Boven de stalletjes hingen rode ballons aan de ramen, gordijnen wapperden naar buiten, daarboven de diepzwarte hemel. Een oudere man met nog maar één tand probeerde voortdurend in mijn gezichtsveld te komen. Hij had een korte broek en een vuil hemd aan. Ik keek door of langs hem heen maar hij hield vol, smakte met zijn lippen, maakte gebaren, stootte klanken uit. En daar was de eerste. Ineens stond R. zoals ik hem/haar nu verder maar noem om van het gezeur met die voornaamwoorden af te zijn, achteloos tegen de fruitstal op de hoek geleund. Donkerpaarse kniebroek aan, glinsterend van het gouddraad, blauwe bloes met ruches, brede paarse ceintuur, hoge hakken. Gezicht mooi opgeschilderd: grote donkerrood geverfde lippen, dieprode wangen, valse wimpers en opgeplakte gouden stukjes op de oogleden. Maar dat laatste detail zag ik pas later. Mijn aandacht werd afgeleid, want onverwachts werd het eetstalletje waarnaast ik dekking had gezocht afgebroken. Ik kwam akelig midden op straat te zitten, in mijn eentje aan dat tafeltje met een fles bier waar ik maar langzaam mee vorderde. Ik aarzelde - zou ik weggaan of niet? Ineens gelach en gepraat vlak naast me. R. stond elegant tegen mijn tafeltje geleund en keek me kwijnend aan. ‘Hello’, lage, hese stem. Iedereen stroomde toe. R. had een keus gemaakt, de eerste van die avond. ‘Zou je R. niet eens wat te drinken aanbieden’, gebaarde de oude man. ‘Hello’, zei R. weer, verbaasd over mijn trage reaktie. ‘Hello, wil je iets drinken?’ | |
[pagina 161]
| |
[pagina 162]
| |
‘Natuurlijk’, en daar was een knie tegen mijn dij, een strelende hand er op en R. zat naast me. Ik weet niet of ik mijn verwarring goed verborg. Iedereen stond om ons heen. De klanten, toeristen en obers lachten. Er werden foto's gemaakt. ‘Wil je ook bier?’ vroeg ik, wijzend naar mijn fles. R. bestelde een cola met martini. ‘Hello’, zei R. weer, met diezelfde, lage, bijna onverstaanbare, trage stem. ‘Hoe heet je?’ ‘Dora. En jij?’ ‘Rochyanna’. ‘Mooie naam. Waar kom je vandaan?’ Die hand alsmaar op mijn dij, de knie die geheimzinnige dingen deed. De cola met martini werd gebracht maar R. dronk nauwelijks, als een echte professional die nog een hele nacht meemoest. ‘Are you a man?’ vroeg R. ineens. ‘Nee, een vrouw, en jij?’ Hand weg, wat me vreselijk opluchtte. ‘Wat denk je?’ ‘Iets er tussen in’. ‘Vind je me niet mooi?’ Eigenlijk vond ik dat niet zo. Te glad, te hard allemaal en iets te opzichtig. Maar ik zei beleefd dat R. erg zijn best gedaan had. R. lachte. Nu de spanning een beetje weg was en we beiden wisten wie we waren, two queers in a straight world, was het ijs gebroken. Ik vroeg naar de business. ‘Slecht’, zei R. ‘De politie is lastig en ik heb nog veel geld nodig voor mijn geslachtsverandering. Bovendien moet ik voor mijn moeder zorgen’. R.'s moeder bleek van maleise afkomst te zijn, R.'s vader een arabier. De knie was opgehouden mijn dij te bewerken en ruste er nu alleen nog maar vriendschappelijk tegenaan. Of ik ergens anders betere business wist. Ik keek eens goed. R.'s borsten waren al behoorlijk ontwikkeld. Het dekolleté zag er zeker aantrekkelijk uit. Armen en benen glad en slank. Maar de stem, een grof, hees geluid, was afschuwelijk. Ik verontschuldigde me dat ik niet veel van dit soort business afwist. R. lachte, bracht zijn hand naar zijn mond, vervolgens naar de mijne en stond op. ‘See you.’ ‘Sukses.’ Ondertussen waren er meer travestieten gekomen. Twee hele slanke, de ene in een strak t-shirt met een prachtige boezem, de andere met een tijgershirt aan dat één fraaie schouder vrijliet. De oude man kwam weer naar me toe. ‘Wou je R. niet?’ Ik schudde van nee. ‘Wil je nog iets drinken?’ | |
[pagina 163]
| |
‘Ik heb nog’, wijzend naar mijn bier. Hij ging naast me zitten en stak een dikke rode tong langs zijn ene tand naar buiten. Ik fronste, en wuifde hem geërgerd weg. Vóór me was een luidruchtig groepje arabisch uitziende heren neergestreken. Een brallend type haalde met veel misbaar en rollende rrrrrr's het strakke tshirt naar zich toe, kneep in een wang, betastte borsten en dijen, bestelde drank. Veel drank. En barstte uit in een luid ‘I'm in love, I'm in love.’ R. liep langs en werd er ook bijgehaald. Met de ene hand werd R's kuit gemasseerd, de andere rustte op de schouder van het t-shirt. R. draaide zich naar me om en schudde zijn hoofd. Ik schudde ook: Nee, dit was geen business. R. stond met een elegant dansje op, liep even rond en streek toen neer aan een tafeltje met twee wat oudere amerikaanse mannen. Onmiddellijk stonden de vier politieagenten op en gingen er omheen staan. R. keek brutaal terug en wimpelde ze af. De mannen lachten en knikten. Ze waren gemoedelijk, maar kennelijk ook geen business. R. verdween na een tijdje weer, nog een drankje onaangeroerd achterlatend. De oude man kwam aanzetten met een indiaas-maleise travestiet, helemaal in zwart kant. ‘Wil je?’ Weer die tong naar buiten. Ik schudde van nee, het kant had zich trouwens ook al omgedraaid. Net toen ik weg wou gaan kwam R. weer langslopen, heupwiegend aan de arm van een stoer lachende zeeman. R. draaide zich nog even naar me om en wuifde me gedag. Ik lachte terug. De politieagenten stonden wat chagrijnig te kijken. In het hotel probeerde ik R.'s dansje nog even na te doen, maar het leek nergens op. | |
Jakarta, 17 april 1983.Behalve de maaltijden en de sterrenhemels, waar ik in deze regentijd overigens niet veel van te zien krijg, doet alleen het werktempo dat ik probeer aan te houden mij herinneren aan de sfeer der Indische Belletrie. En zoals iedere rechtgeaarde planter uit die tijd zal beamen, hoort bij dit moordende tempo een uitspatting op zijn tijd. Niet in de soos, zoals vroeger, met veel bier en bittertjes, maar in de dancings en nachtklubs van deze verderfelijke stad Jakarta. Met Drank en Dames. En wel niet met sigaren, zoals de heren plachten te doen, maar met weed, hetgeen volstrekt verboden is, zodat het roken ervan zonder meer al een giechelig soort spanning oplevert. Ik zal u niet verhalen over mijn reis die mij van Oost naar West door dit onmetelijke en schitterende land voerde, noch over het vele te bewonderen natuurschoon onderweg, noch over de voortgang mijner werkzaamheden, doch over de Dames hier te lande. Niet over keurige dames die nog vloeiend hollands spreken en trouw ter kerke gaan, | |
[pagina 164]
| |
noch over de dames die zich pogen te vermaken met de vele aktiviteiten die voor haar georganiseerd worden in het kader van een algemene kampagne ter verhoging van de onmondigheid van iedereen behalve de militairen, noch over de vele zeer hoogstaande dames die mijn geest verrijken met haar ervaring en wijsheid, noch over de boerinnen, arbeidsters en handelaars die ik ontmoet, doch over de bravadoguys, de motormeisjes, de filmsterren, zangeressen en minnaressen die tesamen het rijk geschakeerde geheel van lesbo-Jakarta vormen. Officieel bestaan ze niet eens. In een recent in Bandung gepubliceerd boekwerkje over de rechtspositie van de Hedendaagse Vrouw wordt onder het hoofdstuk ‘homoseksualiteit’ (ondertitel: ‘een oproep om homoseksuele handelingen te voorkomen’) gesuggereerd dat dit een uit het westen geïmporteerd verschijnsel is. Het betreft veile mannen die volkomen onschuldige jongetjes met schone beloftes van lekkers en rijkdom verleiden en hen alzo op het slechte pad brengen. De schrijfster heeft duidelijk haar huiswerk niet gedaan. In één van de meest vooraanstaande nationale weekbladen zijn onlangs nog enkele artikelen verschenen over de roerselen van dames die het onder elkaar houden. Eén over een leerlinge die met haar juf wegvluchtte. Haar ouders haalden haar weer op en maakten er een rechtszaak van. Met behulp van een psychiater en injekties kon de dochter nog wel genezen worden, oordeelden rechter en verdedigers. De juf werd veroordeeld tot gevangenisstraf. Een ander artikel betrof het publiekelijk aangekondigde en vrolijk gevierde huwelijk van Jossie en Bonnie, twee ondernemende jongedames uit de hoofdstad. Het paar is overigens alweer gescheiden. Ook hier, geachte redaktieleden, bestaat een genadelooos roddelcircuit, ik ben van velerlei zaken reeds uitvoerig op de hoogte gesteld.
Voorzover mijn ervaring nu reikt is de wereld hier naar een vrij strak schema ingedeeld. Er is een kern van zich min of meer in het openbaar profilerende dames met daaromheen een veel grotere groep vrouwen die zich gedeisd houdt. Dat laatste kan vrij eenvoudig. Als je eenmaal hebt besloten je een passende minnares aan te meten hoeft dat niemand, behalve de dame van je keuze en een paar intieme vriendinnen, op te vallen. Hand in hand met een vriendin lopen is hier heel gewoon. Met je vriendin slapen eveneens. En als je dat laatste maar in je eigen kamer kunt doen - en dat is nog wel eens een probleem voor armere dames - zal niemand zo gauw op het idee komen dat de twee vriendinnen elkaar tederder dan alleen platonisch beminnen. Je moet je alleen te weer stellen tegen de buitengewone druk om te trouwen en kinderen te krijgen; maar dat moeten alle ongetrouwde vrouwen. En je moet zorgen je niet te verraden bij de | |
[pagina 165]
| |
gewone heteroseksistische grappen. Deze dames leerde ik alleen kennen voorzover de guys en haar minnaressen mij op haar opmerkzaam maakten, want ze onderscheiden zich kwa uiterlijk en gedrag in niets van de aangepaste heterovrouwen: dezelfde jurkjes, bloesjes en rokjes, dezelfde ‘vrouwelijke’ lachjes en gebaren. De meeste guys hebben wel eens minnaressen uit deze groep betrokken, wat meteen de grootste problemen opleverde. Want de guys zijn als zodanig wel herkenbaar: ze roken sigaretten, gaan gekleed in perfekt zittende pantalons, dragen herenhorloges en bewegen zich met de achteloze, licht-stoere elegantie van veel indonesische jongens. En dan komt de familie in de weer om de eer van haar dochter te beschermen. Sem werd uit de kast geplukt toen een woedende vader de kamer van zijn dochter binnenstormde. Adé kreeg een verschijningsverbod bij haar vriendin opgelegd. Veel van de ‘onzichtbare’ dames bevinden zich ook in mondaine of artistieke kringen. Perfekt opgemaakt (met een lipstick bijvoorbeeld van een dermate goede kwaliteit dat de vuurrode lippen van één van deze filmsterren nog steeds op de kraag van mijn witte bloes afgebeeld staan) zijn zij in niets te onderscheiden van haar heterovriendinnen.
Het dierbaarst is mij het groepje dames dat zich niet verbergt, maar zich staande probeert te houden tegen alles in. Eén van de eerste gevechten die ze hebben moeten leveren is die tegen de verplichte rokken van haar schooluniform. Lange broeken zijn op school voor meisjes volstrekt verboden! Op de middelbare school konden ze er niet onderuit: gauw naar huis hollen, omkleden. Voor sommigen was die schooltijd de laatste periode dat ze een rok droegen en hebben zij om die reden van een verdere opleiding afgezien. Het volgende probleem is werk zoeken als een jezelf respekterende vrouw. Dede heeft uiteindelijk op het technische buro waar ze werkte weer ontslag moeten nemen omdat het onhoudbaar bleek: als ze ergens een kantoor moest bezoeken werd ze nauwelijks serieus genomen. Meteen de eerste avond dat ik hen ontmoette raakten we in een vrolijk en vurig debat verzeild. Zij vroegen hoe het in Holland toeging. Ze konden mij niet helemaal plaatsen en ik hen niet. Ik had weliswaar een passende broek aan, maar droeg wel een bh. Ook mijn horloge vonden ze nogal klein en ik rookte niet. Van mijn kant verbaasde ik me erover dat zij niet trots waren op haar vrouwenlichaam en bij voorbeeld haar borsten met een doek omwikkelden om ze platter te maken. Ze wilden ook eigenlijk helemaal geen vrouw zijn, ze wilden alleen met vrouwen vrijen en vonden dat hun vrouw-zijn hen dat nu niet bepaald gemakkelijk maakte. ‘Maar je bent juist zo'n mooie vrouw’, protesteerde ik tegen Adé. Ze trok even haar perfekt gevormde wenkbrauwen op. | |
[pagina 166]
| |
Pas later legde ze me uit dat ik het indonesische woord voor ‘vrouwelijk schoon’ gebruikt had, terwijl zij liever had dat ik het woord ‘mooi’ gebruikte dat in het geval van mannen gebezigd wordt. In het vervolg lette ik daar dus op. Het werd heel laat die eerste avond want we wilden van elkaar weten hoe het dan bij het vrijen toeging. Ik zei dat ik daarbij van een zekere wederkerigheid houd. ‘Hoe kan dat nou?’ vroegen zij, ‘Is dat niet verwarrend, dan moet je twee rollen tegelijk spelen’. ‘Hoezo?’ ‘Nou, zowel aktief als passief’. Bij hen is dat strikt gescheiden. De guys nemen het initiatief bij het versieren en haar vriendinnen verwachten dat ook van ze. Aan de andere kant verwachten zij van haar minaressen dat zij de afwachtende en verzorgende rol op zich nemen. Zo regelde niet Peggi, bij wie ik bleef logeren, mijn kamer en ontbijt, maar haar vriendin Frieda. We kwamen er op uit dat ik in dit land twee minnaressen nodig zou hebben want dat ik anders niet ten volle van de eksklusiviteit van het óf guy, óf minnares zijn zou kunnen genieten. Maar ook dan zou het behelpen blijven, want ik zou die dus tegelijk willen. En de kodes der ridderlijkheid staan niet toe dat men er tegelijk, tenminste niet openlijk, twee minnaressen op na houdt. Ik was ondertussen een beetje moe geworden. Het was een lange avond geweest en ze spraken zo rad jakartaans door elkaar. Ineens merkte ik dat ze met elkaar aan het overleggen waren wie van de groep het met mij zou willen. Ik was nieuwsgierig - wat voor dame zouden ze voor mij geschikt vinden? Ze lachten, noemden vlot enkele namen en beloofden voor me uit te kijken. Dat was allemaal vlak vóór ik een rondreis door Indonesië zou ondernemen. Ik stelde voor om gezamenlijk mijn verjaardag te vieren. Dat viel op een zaterdagavond en ik was dan net weer terug in Jakarta. Een mooi plan, vond iedereen.
Mijn drie-en-dertigste verjaardag. Een telefoontje uit Amsterdam van E. Brieven, kadootjes van vriendinnen, voor mijn werk een interview met een filmster en dan naar de disko met de meisjes. Wie zouden ze uitgekozen hebben om mij te begeleiden? Ik was heel benieuwd, want uit hun keuze zou blijken hoe ze mij inschatten op hun schaal van dames die het met dames houden. Een guy zoekt zich uitsluitend een vrouwelijke dame en zal nooit vrijen met een andere guy. Zij zijn kameraden, kunnen met elkaar slapen, alles met elkaar delen, maar ze worden niet verliefd op elkaar, want dan zou één van hen de vrouwelijke rol op zich moeten nemen. Ik kwam een beetje tintelig van spanning bij Peggi, het verzamelpunt. Een beetje afwezig ook, want het interview met de filmster was heel veelbelovend geweest, bijzonder interessant zelfs, verwarrend, intri- | |
[pagina 167]
| |
gerend. De meisjes, die wisten dat ik haar zou opzoeken, plaagden me: ‘Hoe vond je haar? Aantrekkelijk, toch? Wanneer ga je weer? Heb je haar niet iets vergeten te vragen?’ We gingen uiteindelijk toch maar niet naar de disko. Dat was teveel een homotent, vonden ze, en ze hadden geen zin in al die travestieten, veel te verwarrend. Ze besloten dat we naar de Green Pub gingen: drie paren, de guys in mooie broeken en overhemden, haar minnaressen in jurken, Dede wier filippijnse minnares weer in haar eigen land was, en ik. De Green Pub bleek een overvolle, mexicaans aandoende bar te zijn waar een bandje slechte en oorverdovende imitaties van bekende jazzmelodieën speelde. De drank was prachtig: Fruit Pants, een groot glas roze vloeistof, vruchten gemengd met schaafijs en rum. De meegebrachte weed die iedere guy in voorgerolde sigaretten in haar sok verstopt had werd buiten of op de wc opgerookt en al spoedig raakte iedereen in een opgewekte stemming. Het wachten was op de voor mij bestelde dame. Na een half uur was ze er ineens. Ze had een jurk aan, was het eerste dat me opviel. Ik behoorde dus tot de guys. Ze was verlegen en een beetje zenuwachtig, haar hand was vochtig toen ze de mijne schudde. Anita, of Rita, ik verstond het niet goed. De jurk was bruin met ruches en lintjes en kon mij in het geheel niet boeien. En Rita of Anita eigenlijk ook niet. Ik was veel meer geïnteresseerd in mijn rechterbuurvrouw Dede. Ik had mijn portie vrouwelijkheid voor die dag wel gehad met de filmster waar ik me nog steeds verward over voelde. Dede had echter die avond totaal geen oog voor mij. Overdag waren we de beste kameraden, ze vervoerde me vaak op haar motorfiets. Peggi die tegenover me zat maakte af en toe gebaren dat ik me met Rita of Anita moest bemoeien, maar ik kon het niet. Verder was het hoogst vermakelijk. De band speelde ‘Happy Birthday’ voor me, de meisjes zongen me hartelijk toe en ik kreeg een slipje met een strik in kadoverpakking aangeboden van de zaak. Fruit Pants werden in grote aantallen gedronken. De laatste roddels werden uitgewisseld, en een eindeloze hoeveelheid grappen, die ik helaas lang niet allemaal verstond, passeerde de revue. Om een uur of twee gingen we naar Tropicana, een herengelegenheid met floorshow en striptease. De dame aan de kassa, een vroegere minnares van één van de guys, liet ons gratis binnen. De striptease was reeds voorbij. De dames die achter glas te bewonderen zijn, en die men voor een kortere of langere periode van vermaak kan uitkiezen, waren óf al bezet, óf hadden haar zitplaats al verlaten. Volgens de vriendinnen konden ook dames zich hier een begeleidster kiezen. Anita of Rita was ondertussen verdwenen. De tafels waren bedekt met halflege borden en omgevallen bierflessen. Een kat sprong op één van de tafels en begon ongestoord te souperen. Obers probeerden | |
[pagina 168]
| |
[pagina 169]
| |
tevergeefs nog een beetje orde in het geheel te brengen. De sfeer was tamelijk liederlijk volgens de hier geldende normen. Hier en daar werd gezoend. Velen waren dronken.
Enkele dagen later vroeg Peggi me waarom ik niet geïnteresseerd was geweest in Rita of Anita. Ik zei dat ik immers al iets veelbelovends had met de filmster en dat ik meer voelde voor een wat steviger dame. Het fotoalbum werd er bijgehaald met een verbijsterend grote verzameling portretten van alle vriendinnen, op vakantie, bij een feest, op de motor, of gewoon bij elkaar thuis. Ik moest uitkiezen. Wie vond ik nu aantrekkelijk? Ze kwamen er allemaal omheen zitten. Er werden me enkele alternatieven gewezen, dames die waarschijnlijk aan mijn smaak zouden beantwoorden, niet een zodanig vaste minnares hadden dat ze daarbuiten niets meer zouden kunnen of willen en die er geen bezwaar tegen zouden hebben zich met een witte af te geven. We werden er heel vrolijk en lacherig van. Ik moet bekennen dat ik er tot nu toe nog niet achteraan ben geweest. Ik heb het te druk gehad met mijn filmster. Het valt nog niet mee zich de kodes van mannelijke ridderlijkheid weer aan te leren, zoals daar zijn: Haar te begeleiden bij het oversteken, het portier voor Haar open te houden, te beslissen waar en hoe laat we ergens gaan eten, Haar overal te brengen en op te halen, en, niet te vergeten, het initiatief te nemen op, laten we het noemen, andere gebieden. Tot nu toe is ze tevreden over me en haalt zorgzaam de daun salamGa naar voetnoot* uit mijn pizza Indonesia in het Hyatt Hotel. 22 april, 's ochtends Zojuist een beetje duizelig thuisgekomen. Ik was bij Adé en Sem blijven slapen na een nachtelijke tocht. De keurige en streng christelijke dame die het hotel beheert, keek me een beetje fronsend aan toen ik verfromfaaid, in mijn kleren van gisteravond kwam binnenstappen. Gauw gebaad, schone kleren aan. Gisteravond weer veel Fruit Pants, en whisky voor mij, want ik had eindelijk weer eens zin in wat sterkers. De dames hier drinken nauwelijks en ze kunnen er ook heel slecht tegen. Mijn whisky deed me dus weer een beetje hoger in de achting der guys stijgen. Veel roddels weer en we begrepen elkaar nog steeds niet. Ik zei dat ik me zo dubbel voelde hier, bijna biseksueel, terwijl ik het toch keurig bij dames houd. Zij begrepen mijn problemen met de exklusiviteit van de mannelijk rol niet, waar ik volgens hen toch het beste voor geschikt ben. Enfin, het was heel genoeglijk. Adé ziet er nu uit als een zeerover. Haar ene oog is dichtgeplakt. Na | |
[pagina 170]
| |
een speelse en stoeiend doorgebrachte avond met een vriendinnetje was ze op haar motor gestapt, in een gat in de weg beland en lelijk gevallen. Het moest aan alle kanten weer dichtgenaaid worden. Ze heeft er niet veel pijn meer aan. Maar toen het pas gebeurd was kwam ze strak en stijf, nog onder het bloed, bij me langs. Ze had een boodschap voor me die volstrekt onbelangrijk was. Ik schrok erg en wilde haar troosten, maar dat liet ze niet toe. Een guy toont haar gevoelens niet. Klein, rechtop en trots, maar toch ook een beetje trillerig stapte ze weer op de motor.
Uw toegenegen, Dora D. |
|