Den lust-hof van Rethorica
(1596)–Anoniem Lusthof van Rhetorica– AuteursrechtvrijWaer inne verhael ghedaen wordt, vande beschrijvinghen ende t’samen-comsten der Hollantscher Cameren vanden Reden-rijckers, binnen Leyden gheschiedt, den 26 Mey, des Iaers 1596. ende de volgende daghen, met het gene aldaer ghedaen, ende verhandelt is
[pagina 107]
| |
Na de wijse Ghy dochter Sion ontwaeckt.Wel Salich ende verblijt
Sal den mensch zijn bevonden,
Al na desen levens tijt,Ga naar margenoot+
Die barmhertich van grondenGa naar margenoot+
Is, hem sal, hier na spoort, Ga naar margenoot+
Oock barmherticheyt voortGa naar margenoot+
Van God comen aen boort,
En hooren een troostlick woort: Ga naar margenoot+
Coemt ghebenedijde reyn,
Besit nu ongestoortGa naar margenoot+
Het Rijck dat u behoort
Met mijn Vader ghemeyn.
Ghy die den armen seer milt
V gauen gaet met deelen: Ga naar margenoot+
Daer toe den bedruckten stilt
Die den honger verveelen,Ga naar margenoot+
V is bereyt seer schoonGa naar margenoot+
Al in des Hemelsthroon
| |
[pagina 108]
| |
Ga naar margenoot+Vanden Vader het loon,
Ga naar margenoot+Het welck wesen sal de croon
Die onverderffelick is
Ga naar margenoot+Hier na, verstaet den toon,
En wert in u persoon
Onsterffelick ghewis.
Ga naar margenoot+Die daer den naeckten becleet,
De ghevangen besoecken,
t'Rijcke Godes is bereet
Ga naar margenoot+Voor die: daer toe vercloecken
Ga naar margenoot+Haer, in oprechtheyt fijn,
Niet door beveynsden schijn,
Ga naar margenoot+Maer na der liefden lijn,
Ga naar margenoot+Als die leden Christi zijn,
Ga naar margenoot+Ende dat bewijjsen trou,
Die sal na dit termijn
Ga naar margenoot+Drincken den claren wijn
Int Rijck sonder benou.
En die u selven begheeft
Ga naar margenoot+Om in u huys t'ontfangen
Die benaut in armoed' sweeft
Ga naar margenoot+Oock suchten met verlangen
Ga naar margenoot+Tot God, en wilt haer soet
Vertroosten met u goet,
Ga naar margenoot+Ghy vercryght hier voorspoet
En hier na u siels behoet,
Ga naar margenoot+Als ghy sylt sien het geclach:
Ga naar margenoot+Maer sult staen met een moet
Ga naar margenoot+Bevrijt zijn voor den gloet
Al in des Heeren dach.
| |
[pagina 109]
| |
Princen doch liefde useertGa naar margenoot+
Aen die het seer behoeven, Ga naar margenoot+
En u ooren niet en keert
Van haer, wilts' niet bedroeven:Ga naar margenoot+
Maer coemste hier te baetGa naar margenoot+
Uyt Ionsten, metter daet
Begrepen, delicaet
Soo en wert ghy niet versmaet
Van God, die u maeckt bekent,
Dat hy, mijn reden vaet,
Die met seghen bystaet
Daer Liefd'is t'Fondament.
U yt IonstenBegrepen. |
|