| |
| |
| |
Katholicisme en protestantisme in de zestiende eeuw.
Te zeggen dat de wereld ronddraait en dat dus op een gegeven oogenblik dezelfde verschijnselen moeten terugkomen -, is geen bijzonder gelukkige aardigheid. Wat meer zegt: 't is een onwaarheid. Dezelfde verschijnselen komen nimmer terug. Gelijk de tijden veranderen, de ouden wisten het reeds, zoo veranderen ook menschen en dingen met hen. Zoo er iets niet nieuw is onder de zon, 't is juist dit gestadig vernieuwd worden. Indien het anders ware, waartoe zouden wij ons best doen om ons geslacht een schrede verder te brengen? De vooruitgang zou een hersenschim zijn.
Een groot voordeel, in 't verloop der jaren verkregen, is zonder twijfel de omstandigheid dat wij menig feit, 'twelk vroeger aller hartstochten gaande maakte doch later om des vredeswil stelselmatig verzwegen werd, met volle vrijmoedigheid durven bespreken. Zoo onze dagen lof verdienen, dan zeker ook om den breeden grondslag van hun
| |
| |
critiek. Die critiek dwingt ons tot ernst en brengt de feiten telkens weer in nieuw licht onder onze aandacht. Van het stelsel 'twelk den vrede onder de burgers van denzelfden staat poogde te handhaven door nooit een feit bij zijn naam te noemen, hebben wij genoeg. Geheele geslachten aanschouwden de waarheid niet, omdat ze haar niet in 't aangezicht durfden kijken. 't Was of de wereld bewogen werd door de wijzers en niet door de raderen van het uurwerk, of vrede ooit de vrucht van complimenten en niet van den moed en de volharding in 't open veld kon zijn.
Ik zal hierover niet breeder uitweiden. Liever breng ik mijn hulde aan 't beginsel eener ridderlijke openbaarheid door zelf te doen, wat ik als een gezegend verschijnsel prijs. Ik wil de Maria Stuart van Schiller en de Maria Stuart der historie ter sprake brengen, de weemoedige figuur der Schotsche koningin in het licht van haren tijd plaatsen, den strijd tusschen het Katholicisme en het eigenaardige Calvinisme van de Hooglanden in herinnering brengen. Wie meenen mocht dat dit onderwerp ontijdig is, houde mij de opmerking ten goede, dat hij zelf buiten zijn tijd, buiten de beweging van vandaag en morgen staat.
Beginnen wij met een kort overzicht van Schillers tragedie.
Schiller leidt ons kort voor Maria's terechtstelling haren kerker binnen. 't Was in den aanvang van het jaar 1587. Reeds den 18den Februari valt de gordijn.
Sinds 1568 was Maria de gevangene van haar doodvijandin Elisabeth, bij wie zij bescherming had gezocht tegen haar eigen onderdanen en die haar ook werkelijk een toe- | |
| |
vluchtsoord had bereid tegen den storm, door de lichtzinnige zelf opgeroepen. Dat toevluchtsoord was het kasteel Tutbury waar de koningin van Schotland onder bewaring werd gesteld van George Talbot, graaf van Shrewsbury.
Daar was haar toestand in den aanvang draaglijk. Doch de pogingen, door Maria's aanhangers in het werk gesteld om haar te bevrijden, de toenemende belangstelling van de katholieken, van Spanje en, zoo niet van hare bloedverwanten dan toch, van het volk in Frankrijk, maakten haar gevangenschap gaandeweg drukkender. In den laatsten tijd van haar vreugdeloos leven werd zij om verhoord (dat is, naar de uitvinding van het monster Hendrik VIII, door een bill of attainder gevonnisd) te worden, naar Fotheringhay overgebracht.
Zeven-en-veertig commissarissen; pairs, leden van den geheimen raad en opperrechters; werden benoemd om haar te vonnissen, die in de actestukken met minachting genoemd wordt de commonly called queen of Scotland.
Voorzeker, een zeer tragische figuur is die koninginne, door hare nicht Elisabeth verraden, door veile rechters gevonnisd, ver van de vrienden in Frankrijk, ver van het volk dat haar eens trouw gezworen had, in stilte ter dood gebracht.
Bij haar dood ging er dan ook een kreet van afschuw en verontwaardiging in Europa op. Elisabeth vreesde de verantwoordelijkheid te dragen van den moord, dien zij zelve had bevolen. De katholieken in Engeland verzonken in sombere wanhoop en het nageslacht schiep een auréole om het hoofd der ongelukkige.
Zij had door hare schoonheid weleer het hof van Catharina De Medicis in vervoering gebracht. De ruwe Schotsche edelen hadden haar onvergelijkelijke bevalligheid niet
| |
| |
zonder aandoening bewonderd. Menige lans was om harentwil gebroken, menige misdaad om haar gepleegd. Zelfs in de dagen toen hare trekken verouderd waren en haar tint verbleekt was door allerlei verdriet, scheen nog de roep, die van haar schoonheid uitging, genoegzaam om jonge edelen tot de wanhopigste pogingen voor hare bevrijding op te wekken.
Schoonheid en ongeluk! Wat was er meer noodig om onder de handen van een genie als Schiller een meesterstuk te doen ontstaan!
Met tact brengt Schiller de toeschouwers reeds aanstonds op de hoogte van Maria's toestand.
Kennedy, haar trouwe voedster, is bij het eerste tooneel in twist met ridder Pawlet, den slotvoogd van Fotheringhay. Deze wil de laatste sieradiën der koningin, en haar geheimste papieren, wegnemen; waartegen Kennedy zich verzet.
De ridderlijke, calvinistische figuur van Pawlet komt onmiddellijk in het volle daglicht. Hij, die later eer en geweten verdedigen zal tegen zijn eigen gebiedster, heeft geen genade, alleen recht, en het onverbiddelijke recht van Calvijn waaraan Michel Servet werd opgeofferd, voor de katholieke (ach, zoo lichtzinnige!) ten beste. Hij is eerlijk en trouw, maar gestreng, en blijft dit tot den dood der vrouw, die in zijn oog een overspelige is, en moordenares.
Als hij uit een verborgen lade een koninklijken diadeem te voorschijn haalt, zegt hij:
Solang sie noch besitzt, kann sie noch schaden
Denn Alles wird Gewehr in ihrer Hand.
En als Kennedy hem tracht te verbidden; als ze smeekt dat
| |
| |
hij niet de laatste en eenige bloem die nog voor de ongelukkige bloeit zal wegnemen, luidt het antwoord:
Es liegt in guter Hand. Gewissenhaft
Wird es zu seiner Zeit zuruckgegeben.
Gewissenhaft! Dat is het bijvoeglijk naamwoord van 't Calvinisme in Elisabeths tijd. Gewissenhaft tot in de misdaad toe -, tot in zijn noodlottige gestrengheid, als van den God der vergelding en der wrake.
‘Met tin wordt onze tafel bediend; de muren van onzen kerker zijn kaal, de teere voeten der koningin rusten op den naakten grond,’ klaagt Kennedy. En Pawlet antwoordt, als later een soldaat van Cromwell zou geantwoord hebben:
So speiste sie zu Sterlijn ihren Gatten
Da sie aus Gold mit ihrem Buhlen trank;
terwijl op de klacht: An Büchern fehlt's, den Geist zu unterhalten,’ zijn vertroosting klinkt:
Die Bibel liess man ihr, das Herz zu bessern,
en iets later:
Ein üppig lastervolles Leben buszt sich
In Mangel und Erniedrigung allein.
Opmerkelijk is vooral de wijze waarop Pawlet de meening van het geheele Engelsche volk omtrent Maria uitspreekt:
Sie kam ins Land als eine Mörderin,
Verjagt von ihrem Volk, des Throns entsetzt
Den sie mit schwerer Grauelthat geschändet.
| |
| |
Verschworen kam sie gegen Englands Gluck,
Der spanischen Maria blut'ge Zeiten
Zuruck zu bringen, Engeland katholisch
Zu machen.
Wij schrijven 1587 en reeds hoort gij 't no popery!, Engelands leus en voor elk, die een meer dan oppervlakkigen blik in zijne geschiedenis heeft geslagen, de doorgaande sleutel tot Engelands politiek.
Nog krachtiger (en kan het krachtiger?) wordt dit uitgedrukt in Pawlets woord als Maria, gesluierd en met een crucifix in de hand, binnentreedt:
Den Christus in der Hand,
Die Hoffart und die Weltlust in dem Herzen.
Gij bemerkt, Maria Stuart is hier niet de boetvaardige, in wie onhandige geschiedvorschers zelfs Darnley's moord hebben vergoelijkt. Schiller stelt haar u voor als beladen met den vloek van geheel een volk en, 't is duidelijk genoeg, hij deelt in dat oordeel.
Kennedy zelfs heeft geen enkele verontschuldiging op Pawlets verwijten. Al wat zij doet is mededoogen voor haar meesteresse vragen. ‘Seid gütig Sir!’ bidt zij als Pawlet den diadeem wegneemt. ‘Die Jammervolle erfreut der Anblick alter Herrlichkeit.’
Ist das ein Schicksal für die Weicherzogne,
Die in der Wiege Konigin schon war...
Es sei genug, dasz man die Macht ihr nahm
Musz man die armen Flitter ihr miszgonnen?
En als zij in verontwaardiging eindelijk met warmte het ver- | |
| |
leden verdedigt, is 't enkel vloek over Engelands trouweloosheid en bestrijding van Elisabeths recht om Maria te vonnissen wat van hare lippen vloeit, terwijl zij het oordeel over 't zondige leven aan God overlaat.
Wenn ihre zarte Jugend sich verging,
Mag sie's mit Gott abthun und ihrem Herzen,
In England ist kein Richter über sie.
Schiller erkent dus volmondig Maria's schuld.
Reeds in het tweede tooneel evenwel treedt deze schuldige als een boetvaardige op, als een heilige door boete en berouw.
Zij bestraft Kennedy's toorn en wrevel over de nieuwe gewelddadigheid en zegt: ‘Die Flitter machen die Königin nicht aus’ -. Zij bidt haren bewaker deemoedig dat hij een brief van hare hand aan Elisabeth doe toekomen. Zij wenscht hare vijandin te spreken, een beroep te doen op haar vrouwelijk gevoel. Zij verzoekt om een priester en om een notaris, want zij gevoelt dat haar einde nadert en wil zich voorbereiden tot den dood.
Oogenschijnlijk is deze schildering van Maria's gemoedstoestand valsch. Men vraagt hoe deze aan Kennedy onbekend kon zijn, indien zij de vrucht was van lange beproeving en bitter lijden? Zooals Kennedy haar ons schetst is Maria het lichtzinnige kind dat in de ure des doods nog speelt met goud en diamanten, en hier spreekt de reeds gelouterde en geoefende, de fiere koningin, die zich gebogen heeft voor God: ‘Die Flitter machen die Königin nicht aus.’
Zij, die Schiller hier veroordeelen, dwalen echter zeer. De Maria Stuart der tragedie staat hier dichter bij de
| |
| |
historische dan men denkt. Beide teekeningen zijn waar. Plotselinge overgangen waren bij Maria zeer gewoon; en om haar tweeslachtig, wuft karakter te doen begrijpen, zooals dit in 't vervolg van Schillers treurspel zich vertoont, koninklijk en laag, groot en kruipend, moest de dichter ons reeds in den aanvang de beide neigingen van haar hart vertoonen.
Pawlet zou haar volkomen juist geteekend hebben als hij bij 't binnentreden had gezegd:
Den Christus und die Weltlust in dem Herzen.
Maria's onderworpenheid is daarom niet geveinsd, maar de koningin is martelares uit noodzakelijkheid en niet uit neiging of geloofskracht. Tot het laatste oogenblik voedt zij de hoop op bevrijding, en zij comploteert tot den einde.
In Mortimer, Pawlets neef, vindt zij onverwacht een beschermer. Hij, de agent van Maria's oom, den kardinaal van Lotharingen, heeft in Frankrijk van Maria's jeugd en schoonheid gehoord, is in Rome door den glans van de R.C. kerk bekoord geworden en heeft gezworen het slachtoffer van Protestantschen haat, dat door zijn oom met Calvinistische trouw bewaakt wordt, te redden.
Maria zendt hem met haar portret tot Leicester en de woeste jongeling zweert opnieuw haar te zullen bevrijden. Al zijn Babington en zijne vrienden met den dood gestraft, ter wille van Schotlands koningin, al leeft nog de herinnering van het jaar '72 toen de hertog van Norfolk om harentwil het leven verloor -, Mortimer zal haar redden... maar om haar te bezitten. Mortimer betwist haar aan Leicester; ja, hij zal desnoods over Elisabeths lijk den weg der vrijheid voor Maria zoeken. Hij zal met zijn zwaard
| |
| |
om haar bezit de geheele wereld tarten, want Mortimer heeft haar lief. Terwijl de Katholieken in Maria hun hoofd vereerden, Norfolk bezweken was omdat hij mededoogen voor haar koesterde, Babington zich half door godsdienstige, half door patriottische dweperij had laten meeslepen, heeft Mortimer die vrouw hartstochtelijk lief. Zijne berekeningen zijn niet als die van Leicester op eigenbelang gebouwd; hij zal Maria bevrijden of... sterven; ja, hij acht zich reeds meer dan beloond als hij de sidderende in zijne armen drukken en met de overspanning van een' teugelloozen hartstocht omvatten mag.
Deze trek is zeker de schoonste uit de geheele tragedie. Maria siddert voor Mortimers liefde, zij is bevreesd voor den woesteling; ‘O, muss ich Hülfe rufen gegen den Mann der mein Erretter - -,’ roept zij uit en zij, de koningin, moet het aanhooren, dat de ellendeling haar antwoordt:
Du bist nicht gefühllos;
Nicht kalter Strenge klagt die Welt dich an;
Dich kann die heisze Liebesbitte rühren,
Du hast den Sänger Rizzio beglückt,
Und jener Bothwell durfte dich entführen.
.... Er war nur dein Tyrann!
Du zittertest vor ihm, da du ihn liebtest!
Wenn nur der Schrecken dich gewinnen kann,
Beim Gott der Holle!....
Erzittern sollst du auch vor mir!
en bevend roept de weerlooze:
O Hanna, rette mich aus seinen Handen!
Hier ist Gewalt, und drinnen ist der Mord.
| |
| |
Kunt gij u stouter, ontroerender consequentie van de wet der vergelding denken!
Maria, tot wie Pawlet zeer naar waarheid gezegd heeft:
Sehr oft, Mylady, habt ihr euer Schicksal
Und eure Ehre Männern anvertraut,
Die eurer Achtung minder würdig waren,
draagt hier de zwaarste straf harer lichtzinnigheid in de ondervinding dat brutale hartstocht over hare eer durft beschikken. Als een onwillig geprostitueerde staat daar de koninginne vóór ons, die in vroeger jaren onder bescherming van titel en rang zichzelve had geprostitueerd.
Zij, die weleer zich gaf, wordt nu schaamteloos genomen....
Ich erkenn' ihn.
Es ist der blut'ge Schatten Konig Darnley's
Der zurnend aus dem Gruftgewolbe steigt
Und er wird nimmer Friede mit mir machen
Bis meines Unglücks Masz erfüllet ist.
Door deze gedachte wordt de geheele tragedie gedragen. Als de aanslag van Mortimer en zijne medestanders op Elisabeth is mislukt, als Mortimer zich zelf heeft gedood, nadert Maria's droeve historie haar einde. In een der gewelven van Fotheringhay, onder den kerker van Maria, wordt haar schavot opgericht. De koningin van Schotland zal sterven door beulshanden.
In het aangezicht van den dood vertoont zich Maria's zielegrootheid in al haar kracht. Naar de opvatting van Schiller moet de dood haar zonden boeten. Zij belijdt die zonden; kalm bereidt zij zich voor op de laatste ure;
| |
| |
zij zegt met engelachtige zelfbeheersching haar getrouwe dienaren vaarwel, zij is rustig, welgemoed.... geheel eene koningin.... maar op het laatst, als zij haren kerker zal verlaten om het schoone hoofd op 't blok te leggen, keert al de wuftheid, al de wereldsgezindheid van haar arme hart terug. Zij ziet Leicester, aan wien de jaloersche Elisabeth de taak heeft opgedragen om met Burleigh Maria den dood aan te kondigen, en spreekt hem zacht aldus toe:
Ja, Lester, und nicht blosz
Die Freiheit wollt' ich eurer Hand verdanken.
Ihr solltet mir die Freiheit theuer machen.
An eurer Hand, begluckt durch eure Liebe,
Wollt' ich des neuen Lebens mich erfreun.
Een Duitsch letterkundige keurt dezen trek uit Schillers treurspel ten hoogste af. Hij tracht dien echter te verontschuldigen door de opmerking dat Schiller Leicester noodig had om dezen, verpletterd door Maria's woorden die hem als een eerlooze en een lafhartige brandmerkten, in het 10de tooneel van de 5de acte, op eigenaardige wijze verslag te laten geven van het vreeselijk drama dat onder zijne voeten was afgespeeld.
Mij dunkt, er is voor deze fout in ons treurspel, voor die woorden van aardsche liefde in den mond eener stervende die hare rekening met de aarde en hare misleidingen reeds had opgemaakt, wel een andere verklaring te vinden.
Ik erken, het is een fout, maar een fout, die de kracht van het genie misschien nog beter in het licht stelt, dan de onberispelijke gang van het geheel.
| |
| |
De wrekende Nemesis zweeft tot de laatste oogenblikken boven Fotheringhay. Maria moet hare zonden boeten tot in het laatste woord. Zij heeft haar leven lang den hartstocht gediend, door overspelige liefde geheerscht en dikwerf gezegevierd. Welnu, die hartstocht drijft haar voort, verstoort haar gebed, haren vrede, de vorstelijke grootheid van ziel waardoor zij sterven zou als een martelares. In haar laatste woord openbaart zich haar geheimste gedachte; in Leicester lijdt hare liefde de nederlaag; in zijn lafhartigheid spreekt haar onmacht; en Elisabeths diplomatiek heeft in hem Maria's onweerstaanbare schoonheid overwonnen.
Hoe kon Schiller beter, majestueuser, de ware zonde, het ware karakter, den waren aard van Maria's schuld voor ons blootleggen? Hier is niet het rijke, weelderige koloriet van het Zuiden, niet de wellust en de zelfverloochening, zooals gij ze aantreft in de Romantiek die beide, deugd en ondeugd, voltooid voor onze oogen stelt; hier is de paradox van Shakspeare's genie, de stoutmoedige anthithese van het nevelig Noorden met zijn fantastische beelden en gebroken schaduwen -; wat meer zegt, hier is de paradox van het raadselachtige en toch zoo groote menschenhart.
De gruweldaad is volbracht. De hand der menschen heeft het oordeel Gods voltrokken. Elisabeth heeft als een werktuig van de gerechtigheid des almachtigen gediend. Darnley's dood is gewroken in den moord aan zijne gade.
Om een volmaakte tragedie te leveren moest Schiller bij deze eenzijdige beschouwing der gebeurtenissen blijven
| |
| |
staan. Aan den hoogsten eisch der tragedie is voldaan en religieus is de bloedige ontknooping voltooid. Noem de hoogere macht, die de daden des menschen bestuurt, zooals gij wilt; geen kunstgewrocht bij Heiden, Christen of Jood is ooit volmaakt geweest indien de knoopen van het raadselachtige leven des menschen niet werden ontward door een onzichtbare, immer rechtvaardige hand.
Het boek Job is een kunstjuweel van het eerste water, omdat Satan als een dienaar Gods den vromen man in het land van Uz beproeft; en ook in Goethes Faust zweeft eene hoogere wereld boven de eindige... in ihrem Wahn.
Laat ons tevens erkennen -, de leer van den vrijen wil heeft ons het hoogste kunstproduct, het drama, bedorven. Vandaar dat 't in de middeleeuwen heeft gekwijnd. Vandaar dat 't in het Protestantisme, 't welk de leer van den vrijen wil ter zijde stelde, weer is herleefd. Vandaar dat de groote tragedisten van Frankrijk hunne helden en intrigues hebben gezocht in Griekenland en Rome, onder den invloed eener fatalistische wereldbeschouwing. Schiller stond wel is waar in te nauwe betrekking tot de romantiek, was een te hartstochtelijk vereerder van de heilige menschen van vroeger tijd, te veel idealist, om zich altijd te durven wagen in die uiterste consequentiën van dat gereformeerd realisme 't welk in Elisabeth van Engeland, in Cranmer en den kanselier Cromwell zijn toppunt bereikte; maar toch zagen wij dat hij den aanleg voor zoodanige opvatting der dingen niet geheel en al miste, dat zijne Maria Stuart ook om deze eigenschap den naam van een meesterstuk verdient. Dit neemt niet weg, dat er op zijn werk enkele zeer gegronde aanmerkingen kunnen gemaakt worden.
Zoo is het bij voorbeeld zeker dat Schiller meer dan noodig
| |
| |
van de historie is afgeweken, te willekeurig gefantaseerd heeft. Om Maria Stuart in het licht te plaatsen, zijn Elisabeth en Leicester in één opzicht te zwart gekleurd. De eerste is een alledaagsche jaloersche vrouw, de tweede een zeer gewoon intriguant.
Maar daardoor zijn de ware motieven van Elisabeths handelwijze, de eigenlijke roerselen van hare politiek, te weinig op den voorgrond getreden; daardoor zijn de werkelijke hoofdpersonen van Maria's droevige historie niet ten tooneele verschenen en de deugden en zonden, die Schiller ons schetst, zijn van veel minder gehalte dan die waarvan de historie spreekt.
De Maria Stuart van Schiller is een meesterstuk - maar 't kon nog geheel iets anders zijn dan het is.
De werkelijkheid is dramatischer geweest dan het drama.
Wilt gij bewijs? Laat ons, met de jongste documenten in handen, een blik slaan op Maria's historie. Gij zult zien, dat er vrij wat meer op den voorgrond zal treden dan een twist tusschen twee jaloersche vrouwen.
Op den 13den Aug. 1548 klieft een klein eskader de Noordzee en nadert de kust van Frankrijk. Het voert de dochter van Jacob V van Schotland naar het weelderige en wellustige hof van Frans I en Catharina De Medicis. Het voert haar in de armen van den dauphin, haar en haar koninkrijk; haar en hare rechten op den Engelschen troon.
Aan het hof van Catharina De Medicis wordt Maria opgevoed in al de weelde van Italië. Muziek en dans, Italiaansch, Latijn, zelfs de prosodie worden haar onderwezen, en ras schittert zij door geest en schoonheid beide. Dertien of
| |
| |
veertien jaar oud, verdedigt ze, volgens Brantôme, in het openbaar een Latijnsche thesis, bewerende dat dit voor eene vrouw niet onbetamelijk was.
Daarbij stegen hare ijdelheid en hooghartigheid met den dag. Men zegt dat zij hare schoonmoeder soms verweet, dat deze slechts een dochter van Florentijnsche kooplieden was; ja, toen zij het wapen van Engeland had aangenomen en Elisabeths afgezant haar het stuitende hiervan voor zijne meesteres onder 't oog bracht, zond zij hem met scheldwoorden weg.
Met Frans II gehuwd, wordt zij in 1559 koningin van Frankrijk. Doch reeds in 1560 sterft Frans.
Karel I volgt zijn broeder op onder de voogdijschap van zijne moeder, en Maria heeft van de dochter der Medicis niets dan haat te wachten. Zij heeft nog een koninkrijk om te regeeren. Zij is nog koninginne, rechtens en door geboorte; zij zal gaan om haar eigen rijk te besturen. Zij gaat -, maar niet zonder doel en plan.
Zij, een dochter van moederszij uit het huis der Guises, zij, de nicht van den kardinaal van Lotharingen, zal de democratie en het protestantisme gaan uitroeien. Daarbij bracht zij weelderige zeden naar de Schotsche valleien, zeden zoo lichtvaardig en zoo argeloos, dat het eerlijke Noordsche hart zijne koningin als een Armida begroette.
Maria was Katholiek, Italiaansche, in geloof en in levensbeschouwing. Zij was wellustig, maar met de bevalligheid der bayadère, met de waardigheid der dames d'honneur aan Catharina's hof....
En Schotland was protestantsch, meer nog democratisch dan religieus. Schotland had zijne vrijheid, zijne ruwheid, zijne reusachtige zonden en deugden lief.
| |
| |
Als een uitheemsch gewas werd Maria onder dat ruwe volk, in die gure luchtstreek, verplant; aan den oever der wilde zee die om de Schetlandsche eilanden en de Hybriden loeit.
Wat kan daar haar lot zijn? wat anders dan haat die zich wreekt op een aristocratische minachting van de zijde der koningin?
Maria was katholiek, en doortrokken van de pretensiën van het despotisme.
Schotland was protestantsch en democratisch in merg en been.
Katholiek en Protestant! Ik heb herinnerd, hoe men vroeger beducht was die tegenstelling, een zeer teedere snaar, aan te raken. En toch staat zwijgen hier gelijk met 't prijsgeven van de waarheid. Wie kan de fransche revolutie behandelen en zwijgen van de aristocratie en de proletariërs? wie de staathuishoudkunde doceeren en geen woord reppen van armoede en rijkdom? wie de quaestie der doodstraf te berde brengen, en daarbij kerkers en schavotten voorbijgaan?
Ook kan de vermelding van 't Katholicisme en Protestantisme der 16de eeuw thans geen redelijk wezen ergeren. Geen Katholiek durft in ernst den Bartholomeüsnacht nog verdedigen, geen Protestant gevoelt langer onverdeelde sympathie voor de Puriteinen.
Maria was katholiek. Schotland was protestantsch. Uit dit oogpunt moeten wij 't conflict tusschen de dochter der Guises en de ruwe zonen van het noorden beschouwen. Alleen als een strijd op leven en dood tusschen den democratischen, critischen, philosophischen geest die in de 16de eeuw als een stormwind uit het Noorden woei, en den
| |
| |
geest der gehoorzaamheid, der berusting, der contemplatie en der poëzie, heeft Maria's regeering over Schotland gewicht. Het was een strijd die geheel Europa te wapen riep - en Schotland was een verloren post. Maria, die ver van maagschap en vriend in 't vijandelijke land de veroverde sterkte der kerk moest verdedigen, werd het eerste slachtoffer van godsdiensthaat en kerkgeloof - want, ik herhaal 't, Schotland was het land waar 't protestantisme zich vertoonde in al zijn ruwe Herkulische kracht, waar de dweepzucht des geloofs in den naam der ordonnantiën Gods alle ordonnantiën verbrak, waar de bijgeloovige verbeelding der bergbewoners met de veeten van den landadel gelijken tred hield. En op dien post werd een jonge, levenslustige vrouw geplaatst. Met haar fraai Latijn, haar zoetvloeiende Italiaansche minnezangen, haar bevalligheid die tot weelderig zingenot lokte, met haar luchthartigheid, die niemand kwaad zou doen dan wie haar genot verstoorde -, met dat alles moest zij, eene Sappho in al de beteekenis van dien naam, de harten winnen van hare ruwe onderdanen in het Noorden. Zou het gaan?...
Uit één enkelen kent gij die allen!
De type van dat protestantisme, van die democratie, is John Knox.
John Knox, de Schotsche hervormer!
Daar rijst voor onzen geest het beeld van een lang, mager, forschgespierd, beenig man, somber als de nevel, zwijgend, geheimzinnig als het graf, maar sprekend, wanneer hij spreekt, als de donder, als de uitbarsting van den vuurspuwenden berg waarin het lang kookte en brandde; een realist, zooals onze tijd ze niet meer oplevert, voor
| |
| |
wien het leven niets was dan de voorbereiding ten oordeel.
Daar staat hij voor ons als een profeet, als de heraut eener nieuwe wereld, gestreng omdat God gestreng is en wijl zijn hart behagen vindt in verschrikkingen. In den kring van zoo onbuigzame lieden wordt het protestantisme koud als de poolstreek, koud als de ijzeren consequentie, koud zelfs als het scepticisme -, maar toch, het werd door hen nameloos groot.
't Zijn enkel reuzen die daar onze kusten naderen. Een vuur brandt op de plecht hunner schepen, de zeekoningen staan zelf aan het roer en sturen de kiel door de branding heen. Voor hen wijken de rotsen en laten de golven een spoor. Op hunne stem nadert de oever en splijt het strand tot een veilige haven. Hunne zeilen zijn geweven uit de draden van den nevel en hun wimpel werd gedoopt in de stralen van 't noorderlicht.
Een huivering bevangt ons, een rilling vaart ons door de leden; en toch moet gij ze zien, toch boeit hun stoute vaart uw oog -, al moest gij 't ook voor eeuwig sluiten wanneer de vlammende wimpel u heeft verblind.
Maria Stuart kromp ineen toen zij dien geest van Ossian en Fingal zag naderen. Zij kon haar afschuw niet verbergen, toen hare Schotten de zwaarden opstaken ten teeken van trouw aan hunne koningin. De scherpe kant scheen tegen haar zelve gekeerd en de knie werd niet, als in het Zuiden, gebogen.
Is het wonder dat zij bezweek van angst en vreeze toen die reus van het Noorden haar, het zwakke kind, in zijne armen nam? Hij wilde haar redden, haar beschermen tegen haar eigen zonden, aan hare ziel het leven schenken, ook
| |
| |
ondanks haar eigen hart - hij had haar trouw gezworen en zou geen verrader worden -; maar zij bezweek voor dien killen adem zijner liefde; de luchtstroom die de bergroos verfrischt, de dauw die aan het heideplantje nieuw leven geeft, was doodend voor haar.
‘Knox, le Mirabeau de la réforme religieuse en Ecosse’, zegt een fransch schrijver, ‘véritable révolutionnaire, plus farouche que Calvin, plus indomptable que Luther, d'une éloquence dure et écrasante, d'une perséverance que rien n'étonna jamais, se mit à luter pour le Nord et le Calvinisme, contre le Catholicisme et les Guises.’
Reeds in 1548 vinden wij Knox in strijd met de regentes, de eerste der Guises die Schotlands bodem betreden had. Hij heeft zich met eenige hoofden der Calvinistische partij in het kasteel van St. André opgesloten. Een fransche vloot belegert hem daar. Hoort, hoe zijne stem, krachtiger dan het kanon der vijanden, zijn eigen aanhangers en soldaten in de ooren klinkt:
‘Gij hebt geroofd, in wellust u gebaad, gij zijt losbandig geweest en hebt God gelasterd. Gij hebt het land geplunderd en uitgemoord. Ik zeg u het naderend oordeel Gods aan, van den Heilige en Rechtvaardige; een harde gevangenis en onbeschrijfelijke ellende wachten u.’
En als de soldaten hem uitjouwen en bespotten, als zij op de wallen, in het gezicht der fransche vloot, drinken en zingen en roepen dat Hendrik VIII hen wel zal komen verlossen -, dan gaat de onverbiddelijke moralist, sterk in zijn geloof aan de Souvereiniteit zijns Gods, dus voort: ‘Neen, neen, Hendrik zal u niet komen verlossen, want uwe zonden
| |
| |
hebben uw oordeel doen uitspreken. Uwe muren zullen in puin vallen - en gij zult gekromd worden in de boeien van den galeislaaf.’
Deze profetie wordt vervuld en terwijl de fransche admiraal Villeguignon met zijn klein eskader de haven van Brest binnenloopt en geheel Frankrijk de vijfjarige koningin van Schotland als de gade van den dauphin begroet, wordt ook John Knox, de koning van het nieuwe Schotland, aan de bank der galeislaven vastgesmeed. In 1550 is Knox echter weer ontsnapt en spoort hij in Engeland Cranmer aan om het Calvinisme met alle kracht te verbreiden. Na eenige maanden bij Calvijn, zijn vriend en geestverwant, te hebben doorgebracht, keert hij in 1555 naar Schotland terug om er werkzaam te zijn met vernieuwde woede. Een Protestantsche opstand verwelkomt den ouden aanvoerder.
‘Mijne oogen hebben het aanschouwd’, schrijft Knox zelf in zijne gedenkschriften, ‘dat het beeld van Dagon (het crucifix) verbrijzeld werd op de steenen. - Ik heb de priesters en monniken hals over kop zien vluchten; herderstaf, myter, miskleed, alles verscheurd en verbrijzeld op den grond....’ En zijn hart heeft zich verblijd bij dien beeldenstorm tot uitroeiing van den Antichrist.
Tegen dezen puritein zal na eenige jaren Maria Stuart optreden, en in haar vorstelijken hoogmoed is zij niet minder heftig dan hij. ‘Mijne onderdanen in Schotland gedragen zich onbehoorlijk’, zegt zij, nog in Frankrijk zijnde, tot den afgezant van Elisabeth; ‘zij noemen mij hunne koningin en bejegenen mij niet als zoodanig. Ik zal aan mijne Schotten hun plicht leeren.’ En onderwijl klinkt in het land, dat zij zal tuchtigen, bij den dood van haar gemaal Frans II, de stem van Knox:
| |
| |
‘Deze koning, die onlangs gestorven is, was in de mis toen God hem toesprak door de kracht zijner hand; deze koning, wiens oor gesloten was voor het woord des Heeren, hij stierf op 't oogenblik toen hij zich gereed maakte om onschuldig bloed te vergieten. Hij stierf, en al zijn glorie gaat voorbij en zijn boos harte verstuift als asch.’
Het zal een strijd op leven en dood zijn, als die twee elkander ontmoeten!
Had de tengere koningin een voorgevoel van de verschrikkingen die haar wachtten, toen zij naar haar koninkrijk toog met tranen in 't oog? Brantôme beschrijft ons den weemoed, die haar vervulde toen zij Frankrijk vaarwel zei. Wij hooren de 18jarige weduwe haar: adieu France! adieu France! duizendmaal herhalen, terwijl de kust van het tweede vaderland uit hare oogen wijkt. En toch ging zij niet met vrees, maar met den moed eener geloofsgetuige. De katholieke gevoelde zich sterk. Zij kende de hardnekkigheid van het Schotsche protestantisme nog niet.
Zij ontbiedt John Knox, toen 63 jaar oud, gehard door den tegenspoed en gespierd door het twistgesprek. Zij beproeft met echt zuidelijke pedanterie den ketter te bekeeren. Die samenkomsten van Maria en Knox zijn allermerkwaardigst. 't Is het protestantisme in zijne rijpheid, zijne rustigheid en ruwe kracht; 't is het katholicisme in zijne schoonheid en bevalligheid, maar vreemdeling in de rhetoriek en polemiek, niet te huis in de abstractie der redeneering.
‘Uw boek tegen the regiment of women is een gevaarlijk boek,’ zegt Maria. ‘Het roept onze onderdanen te wapen tegen ons die koninginnen zijn. Gij hebt verkeerd gehandeld en tegen het gebod des Evangelies, 'twelk ge- | |
| |
hoorzaamheid en welwillendheid leert. Wees daarom in het vervolg toegevender jegens andersdenkenden.’
‘Mevrouw!’ is het antwoord van den Calvinist, ‘indien de vernietiging der afgoderij en de handhaving van Gods woord aanmoediging tot rebellie is, dan ben ik schuldig. Maar indien - en dit is mijne meening -, indien de kennis van God en de beoefening van het Evangelie de onderdanen brengen moeten tot een gehoorzaamheid aan hunne koningen die uit den grond des harten komt, wie zal mij dan kunnen laken? Mijn boek spreekt slechts mijn bepaalde meening uit; het doet geen beroep op de gewetens en bevat geen gebiedende beginselen. Wat mij betreft, zoolang de handen uwer majesteit rein zijn van het bloed der heiligen, zal ik vreedzaam leven onder uw bestuur; maar in zake van godsdienst gaat de gehoorzaamheid aan God die aan onze koningen te boven. Indien ten tijde der apostelen alle menschen gedwongen waren geworden dezelfde godsdienst te belijden, wat zou er van het Christendom geworden zijn?’
‘De apostelen boden geen wederstand,’ zeide Maria.
‘Niet gehoorzamen is weerstand bieden,’ klonk het antwoord.
‘Maar zij boden geen weerstand met het zwaard.’
‘Omdat zij niet konden,’ zegt de onverbiddelijke.
‘Dus meent gij dat de onderdanen hunne vorsten mogen weerstaan?’ roept Maria in hevigen toorn uit.
‘Ongetwijfeld, indien de koningen de grenzen hunner bevoegdheid overschrijden. Al wat de wet van ons eischt, is den koning te eeren als een vader; maar als onze vader krankzinnig wordt, dan sluiten wij hem op; als de koning de kinderen Gods om hals wil brengen, dan nemen wij hem zijn zwaard af, dan binden wij hem de handen en werpen hem
| |
| |
in den kerker tot zijn gezond verstand is teruggekeerd. Dat is niet ongehoorzaam zijn, dat is Gode gehoorzamen.’
Maria stond verpletterd. Zulk een taal sprak men niet aan het hof van Catharina.
‘Ik zie wel,’ sprak zij eindelijk na lang zwijgen, ‘mijne onderdanen zullen u en niet mij gehoorzamen. Zij zullen doen wat gij beveelt en niet wat ik besloten heb. En ik, ik zal moeten doen wat mijne onderdanen mij voorschrijven, niet hun bevelen wat zij doen moeten.’
‘Daarvoor behoede ons God!’ antwoordde Knox, ‘ik verlang alleen dat vorsten en onderdanen te zamen gehoorzamen aan God. Volgens zijn woord zijn de koningen de vaders en verzorgers, de vorstinnen de moeders zijner kerk.’
‘Gij hebt gelijk,’ zegt Maria, ‘maar uwe kerk is niet die van welke ik de moeder zijn wil. Ik zal de Roomsche kerk, de eenige ware, verdedigen.’
Nu barst de toorn van Knox los. ‘Mevrouw,’ roept hij uit - en wij zien 't hoe hij de beenige armen naar haar uitstrekt, als de gier om te verslinden en de priester om te vervloeken -, ‘Uw wil is krankzinnigheid. De Roomsche hoer is gevallen, vernederd en geschandvlekt.’
‘Mijn overtuiging zegt mij 't tegendeel.’
‘Uw overtuiging dwaalt!’
Sedert is de oorlog tusschen Knox en Maria onvermijdelijk en, helaas, de bevallige controversiste, die in haren geloofsijver gedroomd had met zachtheid of geweld haar koninkrijk terug te brengen aan de voeten van den Paus, deed maar al te veel om den haat harer onderdanen zich op den hals te halen; reeds haar eerste regeeringsdaden waren fouten. Zij schonk haar vol vertrouwen aan Murray, haar bastaardbroeder, die zijn volk beter kende,
| |
| |
den geest des tijds beter begreep dan zij en een beter gebruik van dat overwicht maken zou dan Maria begeeren kon. In elke samenzwering tegen haar belang heeft Murray heimelijk de hand. Met Elisabeth werkt hij mede om onder de banier van het Schotsche protestantisme Maria ten val te brengen.
En Elisabeth, hare nicht, de eenige die haar op Schotlands troon kon handhaven, in wier armen zij eenmaal zou vluchten (wanneer 't, helaas, te laat was,) om de diplomatiek van Burleigh en de jaloezie van Engelands koningin te bezweren - Maria had haar reeds van zich vervreemd, toen zij nog in Frankrijk was.
In Maria's oog was de dochter van Anna Boleyn - ontvangen terwijl Catharina, Hendriks eerste vrouw, nog niet wettig van hem gescheiden was - eene bastaard. In haar oog was, na den dood van Eduard VI en Maria de Katholieke, niemand dan zij, de kleindochter van Margaretha, de dochter van Hendrik VII, tot den troon van Engeland gerechtigd. Zij en haar gemaal, Frankrijks koning, hadden dan ook, gelijk wij reeds vernamen, stoutmoedig het wapen van Engeland bij de Fransche leliën gevoegd en daardoor de koningin niet alleen, maar geheel de Engelsche natie beleedigd.
Doch wat meer zegt, Maria had de vrouwelijke ijdelheid harer nicht gegriefd. En zoomin als Catharina de Medicis 't aan de schoondochter vergeven kon dat zij haar een koopmansdochter genoemd had, zoomin vergaf Elisabeth aan Maria deze misdaad. De maagdelijke koningin was niet schoon, niet bevallig, en zou 't moeten aanzien dat de schoonheid van hare nicht op 45jarigen leeftijd nog de harten in beroering bracht! Dat liet Maria haar al te wreed gevoelen.
| |
| |
Niet schoon, niet bevallig te zijn en 't zich te hooren verwijten door een schoone en bevallige, 't heeft zeker meer moordaanslagen doen smeden dan zelfs de heerschzucht en politiek op haar geweten hebben. Schiller heeft dat diep gevoeld en schoon ontwikkeld.
Om zich te wreken èn op Elisabeth èn op de gravin van Shrewsbury, die beide hare lichtzinnigheid hadden gelaakt, schrijft Maria aan de eerste (in een brief die op het Britsche museum bewaard en door Hume, Carte en andere historieschrijvers als echt erkend wordt) hoe gezegde gravin tot haar, Maria, over Elisabeth gesproken heeft. Deze brief is geschreven met verfijnde kwaadaardigheid, met duivelschen tact om het vrouwelijk hart te grieven.
Aan Elisabeth daarentegen schrijft zij in het belang van deze, als eene vriendin en zuster, hoe de gravin haar heeft verteld van de nachtelijke samenkomsten van Engelands koningin, van hare schandelijke onkuischheid en geheime wellusten; hoe zij haar verder heeft gezegd dat Elisabeth's afkeer van het huwelijk alleen voortkwam uit de vrees dat zij haar vrijheid zou verliezen ten opzichte van telkens nieuwe liefdesbetrekkingen.
Geen enkele misdaad, waartoe de vrouw schaamteloos vervallen kan, wordt Elisabeth daarbij gespaard. En onderwijl wordt haar het tafereel harer steeds verminderende, dagelijks minder frissche schoonheid voorgehouden. De gravin heeft Maria verteld hoe Elisabeth zichzelve vaak vergeet in haren toorn, hoe zij een van hare bedienden den vinger gebroken heeft, hoe de hovelingen haar uitlachen en hare kamerjuffers achter haren rug spotten met de coquette vorstin. En dit alles schrijft Maria terwijl zij, aan haar bed gekluisterd, slechts met moeite heeft kunnen schrijven,
| |
| |
zich heeft vermand... om Elisabeth, naar zij schrijft, genoegen te geven.
Waarlijk, wij zien de roekelooze dus lachend haar eigen graf delven.
Inmiddels vervreemdt zij meer en meer hare Schotsche onderdanen van zich.
Ongekende weelde, fransche zeden, hooghartige minachting van de Schotsche barbaren, banen den weg voor opstand tegen de Koningin.
‘Preek niet langer tegen mij,’ zegt Maria tot Knox, ‘kom liever mijzelve vertellen waarover gij ontevreden zijt!’
‘Mevrouw!’ is het antwoord, ‘ik heb reeds zoovaak gewacht in uwe voorvertrekken, wanneer mijn ambt en plicht mij elders riepen. Uwe majesteit houde het mij ten goede dat ik u verlaat voor mijne boeken.’
Maria keerde hem den rug toe. Knox glimlachte. ‘Hij is niet bang,’ zeiden de edelen die deze scène hadden bijgewoond.
‘Mijne Heeren!’ sprak de stoutmoedige hervormer, ‘ik heb zoo menigmaal mannen in hun toorn onder de oogen gezien. Waarom zou het oog van een bevallige vrouw mij schrik aanjagen?’
Allermerkwaardigst is het John Knox aan te treffen in de antichambre van Maria. Tot de schoone en lichtzinnige hofdames klinkt het: ‘Ah, mijne schoone dames! gij leidt wel een aangenaam en genoeglijk leven. Als dit maar eeuwig kon duren, als wij maar met purper en paarlen ten hemel gingen. Maar die kwaadaardige, booze dood staat op u te wachten, en zal u tegen wil en dank grijpen; en die blanke zachte huid zullen de wormen eten -, en die
| |
| |
arme kleine ziel, die beeft van angst, hoe zal zij al die paarlen en dat goud, die kanten en sieraden met zich kunnen nemen!’
Tegen dat onwrikbare, koude protestantisme was al de warmte van het zuiden niet bestand. Maria en de hofdames stonden verbijsterd. De schok was al te hard, de waarschuwing al te ruw. Arme Koningin, die met een zucht de golfjes zaagt heenvloeien naar de kusten van uw geliefd Frankrijk!... Maar waarom ook niet een oogenblik geluisterd naar de stemmen des tijds, de voorteekenen van den naderenden storm?
In schijn reikt zij Knox haar kleine tengere hand, maar wijl er verraad is in haar boezem zal hij die hand verbrijzelen. Zij wil hare protestantsche onderdanen voor zich winnen, zij bedwingt den geloofsijver der katholieken, maar terwijl zij verdraagzaamheid in de leer aanprijst en verdedigt, kwetst zij de zeden. En het protestantisme is nooit toegevend of verdraagzaam geweest in de moraal.
Darnley Hendrik Stuart, bevallig, jong, slank, blond, een kind onder die mannen uit het noorden, gekomen van Engelands bodem, bekoort haar en, ondanks de woede van Knox en de zijnen, huwt zij, nog in rouwgewaad over Frans II, na een menigte van ergerlijke gedragingen, den zwakken, overmoedigen jongeling.
Hiermede was het katholicisme op den troon geplaatst. Terwijl Darnley zich aan allerlei uitspattingen overgeeft, de bedienden van Graaf Lennox, zijn vader, openlijk naar de mis gaan, werpt Maria zich geheel en al in de armen der katholieke partij. Weldra hebben Mingo, een kamerdienaar, en Rizzio, een muzikant, de macht in handen.
Rizzio, van wiens nauwere betrekking tot Maria geen
| |
| |
bewijs voorhanden is, Rizzio is haar secretaris, haar eerste minister. Darnley baadt zich in den overvloed en raast en woedt in zijn paleis als een parvenu.
Van nu aan wordt de geschiedenis van Maria's regeering een historie van hofkabaal en partijlist. De camarilla beheerscht het land -, en Knox beheerscht ongemerkt de camarilla, Knox, wiens correspondentie geheel Europa omvatte, die zijne zendelingen door geheel het noorden uitzond en overal den oorlog aan Rome prediken deed. Knox, ‘die, fierder dan de schotsche baronnen, populairder was dan de burgerij en slechts één doel, het calvinisme, voor oogen had; zonder mededoogen voor de vrouwen, zonder genade voor den adel, vrij van zelfzucht, ijdelheid, laaghartigheid, egoïsme of dubbelzinnigheid; maar hard en onwrikbaar.’
Men weet de ijdelheid, de jaloezie van den jongen Darnley te vleien, hem wijs te maken dat Rizzio voor hem gevaarlijk is, dat Maria hem verwaarloost. En Darnley werpt zich in de armen der protestantsche partij.
Bij dat alles speelde ook Elisabeth haar rol. Maria heeft Murray ten lande uitgedreven. Rizzio is, zooals Von Raumer bewezen heeft, een werktuig van Alva en Catharina de Medicis. Welnu, Elisabeth zal Murray herstellen, Darnley laten regeeren onder zijn toezicht, en in Maria het katholicisme van Schotland den genadeslag toebrengen.
Men raadpleegt Knox en zijn bondgenoot Craigh over het geoorloofde van moord in dit geval; en de beide hervormers bezegelen, naar velen willen, het plan om Rizzio uit den weg te ruimen.
Den 6den Maart 1565 omringen honderd-vijftig man het paleis van Holyrood en sluiten alle toegangen af. Morton,
| |
| |
Ruthwen, Douglas, Ballentyne, Carr van Faudonside, zoo vele namen die in deze merkwaardige tragedie (gelijk Knox haar in zijne gedenkschriften noemt) meermalen voorkomen -, ze dringen de zaal binnen waar Maria, toen in de zevende maand harer zwangerschap, met Rizzio en een paar heeren en dames van haar gevolg aan het souper zit.
Daar wordt Rizzio in de tegenwoordigheid van Darnley, die even te voren was binnengekomen, vermoord, terwijl hij zich in de breede plooien van Maria's kleed verbergt.
Maria staat een oogenblik verstomd, doch spoedig hervat zij zich. Ondanks haren toestand stijgt zij te paard, ontsnapt aan de saamgezworenen en vlucht naar Dunbar.
Daar verzamelt zij hare getrouwen, schenkt het leven aan den zoon die hare zaak verraden zal (aan dien Jacobus I, die Elisabeth's troon zou beklimmen al waren de treden met het bloed zijner moeder bespat) en tart al hare vijanden uit. Elisabeth ziet hare moeite verloren en werpt nu de schuld van Rizzio's moord op Darnley alleen. Zijne zonde is immers in elk geval een nieuwe vlek op Maria's naam.
Drie maanden lang kan Maria niet aan Darnley's schuld gelooven, en als Ruthwen haar eindelijk de onwedersprelijke bewijzen levert, kent hare droefheid geen maat. Zij veracht den jongen, dien zij een plaats had ingeruimd op haren troon; zij veracht zelfs zijne lafhartigheid, het verraad dat hij aan de partij die hem gediend heeft pleegde, zijn vrees voor hare wraak, nog meer dan de misdaad zelve, en nu, op hare beurt, comploteert zij met de moordenaars van Rizzio.
Bothwell, haar veldheer, treedt ten tooneele. Zijn ruwe,
| |
| |
herculische figuur ontvlamt Maria's verbeelding; juist nu, nu zij walgt van de zoetsappigheid van het kind, dat zij haar man noemde. De omarming van den woesten krijgsman geeft haar nieuwe wilskracht en overmoed.
Zij trotseert Elisabeth, Murray, geheel haar volk, en werpt zich in een strijd die voor haar geen politieke beteekenis meer had, niets anders meer was dan de dolzinnige, koortsige overspanning van wanhoop en wraak.
De geschiedenis van Darnley's dood is bekend. Maria mocht jammeren bij den knal toen de Kirk in the field, waar Darnley ziek lag, of liever waarheen Maria hem had gelokt, in de lucht vloog -; geheel Schotland dreunde van den slag. En toen Bothwell, de moordenaar, openlijk door een jury werd vrijgesproken, veertien dagen na den moord reeds dagelijks in de nabijheid van Maria gezien werd, toen zij hem eindelijk hare hand reikte, aan hem wiens schuld boven alle bedenking verheven was, toen ging er een rauwe wraakkreet in geheel Schotland op en scheen de laatste dag gekomen. Knox vluchtte als een tweede Elia voor de Izébel van Holyrood, nadat zijn laatste woord van den kansel had weerklonken: Reveal and revenge!
Door Maria's huwelijk met Bothwell heeft haar macht de middaghoogte bereikt. Snel daalt nu de zon van haren voorspoed. Bothwell vervreemdde alras, evenals Darnley, zijne medestanders van zich. Hij ook was ruw en willekeurig, een dwingeland die zelfs Maria overheerschte.... Gij ziet, deze moord- en rooversgeschiedenis is van een buitengewone eentonigheid!
Weder is het Murray die 't complot aanstookt, en weder is hij 't, de beschermeling van Elisabeth, die het beste gedeelte van den roof zal wegdragen.
| |
| |
Men besluit Bothwell en Maria in Edimburg te overvallen, maar de overweldiger is reeds gevlucht; eerst naar Borthwick, daarop naar Dunbar.
Een provisioneel bestuur verklaart hem voor een landverrader, schuldig aan Darnley's dood, die de koningin met geweld tot een huwelijk had gedwongen en zwanger ging van het plan om Darnley's zoon en erfgenaam eveneens te vermoorden.
Op de hoogten van Carbery, dicht bij Edimburg, stonden op den 15den Juni 1567 twee legers van des morgens vroeg tot 's avonds negen uren tegenover elkaar. 't Kwam niet tot een gevecht, maar tot een overeenkomst die Bothwell deed gaan werwaarts hij wilde en Maria onder bescherming en opzicht der saamgezworenen Edimburg liet binnentrekken; maar die haar den 30sten Juni dwong tot afstand van de regeering, terwijl zij de toekomst van haren zoon in de handen der Puriteinen stelde. John Knox had dezen triumf niet beleefd. De zoogenaamde volkspaus Le Croc had zijne plaats ingenomen.
Op dit tijdstip was Elisabeth werkzaam in Maria's belang. Zij, de Anglicaansche, dochter van den Engelschen paus Hendrik VIII, haatte het Puritanisme, gelijk haar vader Luther gehaat had, als de democratie die aan hare grenzen teugelloos woedde. Maar Burleigh, haar machtige minister, blies het vuur in Schotland aan.
Den 15den Augustus werd Murray (die in Frankrijk was en aan al deze gebeurtenissen geen deel scheen gehad te hebben) regent en spoedde hij zich naar Schotland. Daar beloofde hij, bij de aanvaarding van zijn ambt, de leer die Knox verkondigd had te zullen handhaven en die der Roomsche kerk uit te roeien. Hiermede was aan het werk der Puri- | |
| |
teinsche hervorming de kroon opgezet. Evenwel, er kwamen nog weer dagen van onrust. George Douglas, Murray's broeder, door Maria's schoonheid bekoord, hielp haar ontsnappen uit hare tijdelijke gevangenis te Lochlevin en bracht haar op 't kasteel van Hamilton.
Negen graven, negen bisschoppen en achttien baronnen snellen haar met hunne vasallen te hulp, en Maria herroept haren afstand.
Op den weg naar Dumbarton komt het weder tot een gevecht, doch George Douglas verraadt de partij zijner koningin. Maria moet vluchten, werpt zich in de armen van Elisabeth en verbeidt te Carlisle haar lot.
Wij hebben bij Schiller het eind gezien van de lange eentonige jaren die toen voor Maria volgden. Ik zal niet in herhaling komen. Elisabeth betoonde zich nimmer grootmoedig. Voortdurend hield zij hare nicht als een gevaarlijke mededingster naar den troon van Engeland, en naar den palm der schoonheid, in het oog. Eindelijk werd zij - door Burleigh, Leicester, Walsingham gedreven, en beheerscht door de politiek die haar meer en meer tot de vijandin van Spanje en de Ligue, tot het hoofd en de hoop der protestanten in Engeland en op het vasteland maakte -, eindelijk werd zij misdadig en beging een politieken misgreep door een politieken moord. Ik zeg: een politieken misgreep; want de katholieken herleefden, na korte bezwijming, door het medelijden en onderwoelden den bodem van haar rijk. De troon der Tudors en der Stuarts, die het katholicisme verraden hadden, wankelde. Gaandeweg wonnen diezelfde vernederden meer grond.
Zij beheerschten Karel I en II. Zij heroverden onder
| |
| |
Jacobus II al het terrein, 'twelk zij onder Cromwell hadden verloren. Er moest voor Engeland een andere dag van wedergeboorte in het maatschappelijke komen, onder den grooten held van den constitutioneelen regeeringsvorm, Willem van Oranje, eer de rust verzekerd was. Voor de kerk van Engeland kwam die rust tot op heden nog niet.
Maria Stuart is niet uitsluitend gevallen door de intrigues van Elisabeth. De koningin heeft haar deel in het treurspel gehad, maar uitsluitend haar werk was 't niet.
John Knox en zijn onbuigzaam Protestantisme hebben de dochter der Guises in Schotland ten val gebracht, en in Maria de Katholieke Staatskerk.
Om Maria Stuart te begrijpen, is eene studie van haar karakter niet voldoende -, tenzij men daarbij ook leze in de ziel van haren tijd.
Het katholicisme, verspilde zijne poëzie in 't Noorden aan het reusachtige, ruwe, aesthetisch nog ongevormde protestantisme. Het meende over alle afvalligen te kunnen zegepralen door bevalligheid en schoonheid.
Het zag zijn werk in duigen vallen en bezweek zelf in den strijd.
De reus begreep het schoone kind niet. Ook in haar bevallige vormen zag hij niets dan zonden. Hij had geen oor voor haar zoetvloeiende liederen en hief zijn wilde krijgszangen aan. Hij lachte om haar vrees, toen hij zich oprichtte in zijn volle lengte. Hij schudde de blonde lokken en greep naar zijn knods en dreef ze voor zich heen, die hem wilden bekeeren. Want hij was een Nazireër, den Heer der Heirscharen gewijd, en meester in zijn eigen land.
|
|