| |
| |
| |
Twee advertenties waarbij een mensch de tranen in de oogen schieten.
Huwelijken.
Heeren en Dames.
Zij, die door tusschenkomst van een derden persoon tot een Huwelijk wenschen te geraken, vervoegen zich ter informatie van Conditie, per franco brief, met bijvoeging van een postzegeltje voor het antwoord, onder het woord Zamen aan den Boekhandelaar B.W. Colenbrander te Zutphen. Reflecterenden kunnen op de stipste geheimhouding staat maken (Opr. Haarl. Courant).
Ik zou die luî, ‘die door tusschenkomst van een derden persoon tot een Huwelijk wenschen te geraken’ wel eens willen zien. Mij dunkt, die species moet èn uit een physiek èn uit een moreel oogpunt meer dan een gewone curiositeit zijn. Reeds op de gis af kunnen wij enkele eigenschappen met vrij groote zekerheid bepalen.
De Hij 's zijn zonder twijfel allervervelendste jongelingen of verloopen coelibatairs, die van het leven dat zij tot nog toe
| |
| |
leidden eindelijk genoeg hebben, en die de vrouw, wie zij nooit de minste achting hebben toegedragen, nu ook eens in de qualiteit van huishoudster zonder tractement aan 't werk zouden willen zien. Naar zij voorgeven hebben ze geen tijd om te midden van hunne drukke ambtbezigheden eene geschikte huisvrouw te zoeken, of geen tijd om zich aangenaam te maken bij de dames. Ook ontbreekt hun de lust om den natuurlijken schroom tegenover de schoone sekse in rekening te brengen en wenschen zij dat de dames, wie zij den schat van hun naam en hart zullen gunnen, over de eerste pruderie heen zijn. Als de gunstige gelegenheid niet had gewild dat een onbekende, door tusschenkomst van den boekhandelaar Colenbrander, zijn huis als een soort van fatsoenlijk punt van samenkomst had aangeboden, dan zouden zij vermoedelijk zelf het initatief genomen hebben en, na een min of meer belangelooze advertentie in de oprechte Haarlemmer, op zekeren mooien lentemorgen, met een oranjekleurige das, een paar paille handschoenen en een witten zakdoek als herkenningsteeken, op het stationsplein te Utrecht of Arnhem te vinden zijn.
Daarentegen moeten wij de vertegenwoordigsters der tengere sekse, die de annonce met belangstelling in handen nemen, meer onder de werkelijk beschroomden en stillen in den lande zoeken. 't Zijn gewezen huishoudsters die haar zijden netten al bij vier of vijf weduwnaars hebben uitgezet, maar er zich voor haar kiesch geweten op durven verheffen dat ze nooit in de verte aan zoo iets hebben gedacht. Of 't zijn dochters uit een groote en niet al te onfortuinige familie, die de jongere zusters hebben zien voorgaan en door de zwagers wat al te in 't oog loopend met een eerbied en consideratie worden behandeld, als waarmee hun eigen papa's in vroeger tijd zekere erftante plachten aan te zien. Voorts zijn het arme
| |
| |
zenuwachtige nichten van zoogenoemd geestige ooms, die haar altijd plagen dat ze nog geen man hebben gekregen en met een boosaardigen lach elken morgen aan 't ontbijt zweren dat zij zelf er op uit zullen gaan om er een voor haar te zoeken. De arme schepsels zijn daardoor zoo beschroomd geworden dat ze de kamer uitvluchten als er een vreemd heer binnenkomt; maar niettemin droomen ze, nacht op nacht, als ware 't uit weerwraak der natuur, van bruiloften en huwelijksreisjes. 't Zijn eindelijk, als 't mij vergund is ook deze uit te teekenen, bleekzuchtige maagden tusschen de dertig en veertig jaar, die, toen 't haar tijd was, geen ja durfden zeggen en telkens spijt hadden als ze haar neen hadden uitgesproken; die ten laatste een air van savante hebben aangenomen toen zij zich zuchtend in het onvermijdelijke hadden leeren schikken; maar die nog altijd uren in den omtrek bekend zijn om haar voorkeur voor kleine kinderen en haar zorg voor zieken en kraamvrouwen.
En wie is de ongepatenteerde makelaar die zijne diensten aan bedoelde Don Juans in kantoorjasjes komt aanbieden en de zooeven geteekende Julia's in zijn booze speculatiën poogt te wikkelen? Kan hij iets anders wezen dan een vent met vischachtige handen, twee vette, platgedraaide krullen op de slapen en een gezicht zonder karakter en beteekenis? Neen, hij kan zonder twijfel niets anders zijn. Als hij aan 't einde van zijne ongelukkige kruistochten door het leven niet toevallig naar dezen hoek was geslingerd, dan zou hij hoogstvermoedelijk een wijnhuis houden, of mogelijk wel aan het hoofd van een bierhalle in een provinciestadje staan, hoewel ik gaarne erken dat er leden van dat gild kunnen wezen die zich door zoo'n collega gecompromitteerd achten. Een man die de rol van fâcheux troisième zoo openlijk en met het oog op
| |
| |
gewin durft aanvaarden, heeft ongetwijfeld zijn hart en zijn eergevoel reeds lang verspeeld. Als hij nog iets anders dan een wandelende driegulden is, dan is hij 't bij vergissing.
Stel u de houding van zoo'n man maar eens voor, als hij de jongelui hij elkaar gebracht heeft en zijn profanie op het sacrament des huwelijks uitkraamt! Denk u dien zielverkooper als hij, na volbrachte dagtaak, bij zijn eigen vrouw en kinderen nederzit en zijne dochters demoraliseert door de mededeeling van de fortuintjes die hem, ten koste van eer en mannenwaarde, in den mond zijn gevlogen! Verbeeld u wat er in die ziel moet omgaan als hij zijn rekening opmaakt en voor geen halven stuiver aan waarborg kan noteeren, dat hij niet twee menschenharten tegelijk vergiftigd heeft; dat niet nog in dien eigen nacht de schim van een arme cliente om zijn leger zal spoken, rekenschap vragende van haar levenslust en hem vloekende als den roover van haar eer! Bij den hemel! ik was nog liever een gepensioneerd blankofficier dan in de schoenen van dien man te staan.
Och, ik weet wel dat er sinds eeuwen vaders en moeders zijn geweest, die ook hunne dochters verkocht hebben; en desgelijks jonge dochters van meerder of minderen leeftijd die zichzelven zonder nadenken of schaamte in de armen van een ellendigen echtgenoot wierpen; maar ik houd staande dat die gruwelen niet zoo diep in den goeden naam van onze christelijke maatschappij ingrepen als deze nieuwbakken makelaar in huwelijkszaken doet.
Ik zie geen enkel punt van verschil tusschen den sluikhandel van dien man en de misdadige practijken der slavenhaalders of de brutaliteit van de gewetenlooze kooplui, die de harems in Constantinopel voorzien. Als 't met onze wetten te rijmen was, zou ik den patroon en al de klerken van dit duivelsch kan- | |
| |
toor in de boeien sluiten. Als ik Censor in Nederland was, zou ik al degenen, die er gebruik van maken, met naam en toenaam in de courant zetten. Want als de eerbied voor het huwelijk bij een volk kwijnt en wegsterft, dan is zijn ondergang nabij. Als men met de reinste bewegingen van het hart den spot durft drijven, dan is 't de plicht van alle weldenkenden te protesteeren terwijl 't nog tijd is.
Al worden er vele huwelijken zonder wederzijdsche liefde en andere uit hebzucht en nog andere met schromelijke lichtzinnigheid gesloten -, toch is het niet te dulden dat een onbeschaamde speculant daarop rekent en dat de Haarlemmer Courant gebruikt wordt om alle ordentelijkheid en betamelijkheid met voeten te treden.
Laat ons elkaar beloven dat wij de trouwlustige lafbekken, ‘die door tusschenkomst van een derden persoon tot een huwelijk wenschen te geraken,’ zullen aanhouden en dat hun portret algemeen verkrijgbaar zal worden gesteld, evenals indertijd dat van Tropmann en van andere monsters in de zedelijke schepping. We zullen dan wellicht menigen schreeuwer uit het bierhuis ontmaskeren en menigen bluffer den mond snoeren. Wat is dat voor een held, die niet eenmaal zelf er op uit durft gaan en bij jonge meisjes met zijn mond vol tanden staat? Wat heeft de wereld aan een man, die zijn levensgeluk aan een derden toevertrouwt, die niet uit eigen oogen kan zien, als 't er op aankomt eene vrouw te zoeken!
Laat ons ten slotte de advertentie bij haar waren naam noemen. 't Is de verachtelijkste aller speculaties, die ooit op de hartstochten van koudbloedige wezens werd gebouwd.
| |
| |
Numero twee is nog verschrikkelijker!
‘Een jong kind van het mannelijk geslacht wordt gevraagd bij fatsoenlijke Protestantsche echtelieden, die de geheele opvoeding en toekomst er van zouden wenschen op zich te nemen, liefst ook uit een goeden stand, ware het ook van onwettige geboorte. Men wordt verzocht zich met vrijmoedigheid te adresseeren, franco brieven, letter H. bij den Kantoor-Boekhandelaar H.T. Hendriksen, Hoogstraat Rotterdam, terwijl men van de grootste bescheidenheid kan verzekerd zijn en des verkiezende het schrijven kan terug ontvangen.’
Hadden wij in numero één de aanbieding van een fatsoenlijk rendez-vous, hier wordt ons de opening van een fatsoenlijke crèche geannonceerd. Hier zijn twee Protestantsche echtelieden van goeden stand, die een premie stellen op de ordentelijke prostitutie.
Jongeheeren en jongedames, die een zoogenoemd ‘ongelukje’ gehad hebben (wij zijn tot onzen spijt wel genoodzaakt om der duidelijkheids wille minder kiesch dan gewoonlijk te zijn), worden verzocht zich ‘met vrijmoedigheid te adresseeren’. De Protestantsche echtelieden, die hun domicilie bij den Kantoor-Boekhandelaar Hendriksen gekozen hebben, geven vooraf de plechtige verzekering dat zij er niets in vinden of men een onecht kindje heeft, als men maar van goeden stand is. Zij willen (misschien wel om de eer van den stand te redden) gaarne hun eigen eerlijken naam aan deze vrucht der ontuchtigheid geven, en de al te vrijmoedige liefde der jongeluî met den mantel van hun huwelijkscontract dekken. Zelfs nemen zij de kosten der opvoeding, en wat er verder noodig mocht zijn, geheel belangeloos op zich. Vermoedelijk zullen zij hun aangenomen kind niet meedeelen hoe 't in de wereld kwam, voordat zij ook gezorgd hebben dat het over
| |
| |
de fatsoenlijke prostitutie, ik zeg over de fatsoenlijke, even liberaal leerde denken als zijzelven.
Waarlijk, dat is voor onze lichtzinnigen en onvoorzichtigen een fortuintje. Nog een vijfentwintigtal van zulke voorbeelden, en de ambtenaren voor den Burgerlijken Stand (afdeeling huwelijk) zullen op hunne zetels kunnen inslapen.
Alleen zou ik, ten einde de aanbieding in haar geheel te kunnen overzien, een paar vragen wenschen te doen:
1o: Is 't voldoende als éen van de partijen in quaestie fatsoenlijk is, of moeten beiden, jonkman en jongedochter, van goeden huize zijn? Als het eerste 't geval is, zal de toeloop naar den heer Hendriksen zeker al dadelijk buitengewoon groot zijn geweest. Fatsoenlijke vaders van onechte kinderen vindt men in ons land bij menigte. Ook zou 't dan kunnen gebeuren, dat het Protestantsche echtpaar met de beschroomdheid der moeders niet zooveel moeite had als in het andere geval.
2o: Is 't voldoende als alleen de naam der moeder wordt opgegeven, en zullen de nieuwbakken philanthropen in quaestie de wet eerbiedigen, die het onderzoek naar 't vaderschap verbiedt? Ook dit zou aanmerkelijk bijdragen tot vermeerdering van het aantal sollicitanten en derhalve de keus vergrooten.
Evenwel, hoe dat ook wezen mag, bij den toestand onzer maatschappij, bij de ruimte der aanbieding, zal deze advertentie haar doel toch niet hebben gemist. Het Protestantsche echtpaar is zeker reeds lang voorzien van een onecht kindje van fatsoenlijke geboorte dat hun binnenkort den naam van papa en mama zal geven, om op te wassen in het geloof dat zij ook zijn vader en moeder zijn.
Nog ééne vraag slechts. Moet dat onechte kind ook van
| |
| |
Protestantsche ouders zijn? Of is 't voldoende wanneer slechts een der leden van het gemengde.. (ik had bijna geschreven: het gemengde huwelijk), waaruit het gesproten is, tot bedoeld kerkgenootschap behoort?
O, indien er iets vermakelijks uit deze naargeestige advertentie kan worden opgediept, dan is 't dat epitheton Protestantsch bij onze philanthropische echtelieden.
Zou 't niet nog beter zijn geweest wanneer het kerkgenootschap waartoe zij behooren iets nader omschreven en de volle kracht van het christelijk element naar de leere Luthers of Calvijns al dadelijk op den voorgrond getreden ware? Dat zou waarschijnlijk een kleine glorie aan 't bedoelde genootschap hebben toegevoegd. 't Lijdt immers geen twijfel of deze echtelieden, die zoo toegevend zijn voor de fatsoenlijke prostitutie, zullen zich ook hoogst fatsoenlijk betoonen als er sprake is van de waarneming hunner ‘godsdienst’. Het geloof, waaraan zij zich verbonden gevoelen, is zonder twijfel niet dat van Jan Rap en zijn maat, maar rijdt des Zondags in een vigilante naar de kerk, waar zij ieder een eigen vaste plaats hebben en meer dan een cent in 't zakje gooien. 't Laat zich met vrij groote zekerheid vermoeden, dat zij, ofschoon niet al te streng in de leer, toch prijs zullen stellen op een fluweelen kerkboek met gouden slot en dat ze een hekel hebben aan een kiescollegie. Daarbij verzuimen zij zeker nooit des morgens aan 't ontbijt voor hunne fatsoenlijke medechristenen te bidden en, als 't pas geeft, het hoofd te schudden over de verdorvenheid van zeden bij de mindere standen.
Is er nu soms de een of ander, die iets tot verontschuldiging van de advertentie heeft in te brengen?
Zonder eenigen twijfel. Als men in ons land met een belan- | |
| |
geloos aanbod voor den dag komt, zijn er altijd minstens honderd menschen die de lading met de vlag der goede bedoeling dekken, en nog honderd anderen die ridderlijk de partij der belangeloosheid opnemen, terwijl zij ieder, die niet in de handen klapt, een muggenzifter en een spijkerzoeker noemen.
Laat mij tot bevrediging van de eerstgenoemden zeggen, dat die goede bedoelingen ons hier evenmin als hun zijn ontsnapt; maar dat de beste bedoelingen der wereld geene onhandigheden en geen gebrek aan hooger zedelijk bewustzijn kunnen dekken. Laat mij er tot opheldering en verklaring het volgende bijvoegen:
De grondfout der advertentie zit, naar ons inzicht, in het feit der adverteering zelf en in de schromelijke voorkeur die aan het fatsoenlijke boven het onfatsoenlijke bloed wordt gegeven. Tegen het eerste hebben wij een ernstig bezwaar; tegen het tweede een grief.
Er is een grens voor advertentiën gelijk voor alle dingen. Het zoeken van een kind waaraan men al de liefde van zijn hart zou wenschen te wijden, behoort niet tot de onderwerpen die in de courant behandeld mogen worden. Of roept de advertentie niet vanzelf een oneerlijke en hoogst-onzedelijke speculatie in het leven, bij welke slechts zóóveel licht over de waarachtige daadzaken zal verspreid worden, als de kans van slagen niet benadeelen en het onverschoonlijke verschoonbaar maken kan?
Zijn er geen andere, even doeltreffende en tevens minder ergerlijke, middelen waardoor een echtpaar van goeden naam, en van welke geloofsbelijdenis ook, zich een kind ter verzorging kan zien toevertrouwen? Zijn er geen dokters, pastoors of domine's! en weten deze niet beter dan de belang- | |
| |
hebbenden zelven tusschen de jeugdige onbezonnenheid, die met tranen geboet werd, en de verstokte lichtzinnigheid te onderscheiden? Behoeft men, om een op zich zelf misschien zeer lofwaardig plan te verwezenlijken, het gansche krantenlezende Nederland te ergeren of te doen glimlachen? Toen in den jongsten bloedigen oorlog tal van weezen in het groote Duitschland de kleine handjes uitstrekten om brood en kleeding, toen was 't een hartverheffend schouwspel dat er menschen gevonden werden, die zich aanboden om hen in hun huis op te nemen en aan hun hart te verwarmen. Maar toen vroeg men kinderen van broeders, die in den vreeselijksten strijd gevallen waren, in den strijd voor de Eenheid van het Duitsche vaderland. Hier vraagt men, hoe dan ook, bevrediging van het vader- en moederlijk gevoel, of wellicht aanvulling van den ledigen tijd, of misschien een kleine speelpop voor den naderenden winteravond des levens, waarin 't zal beginnen te spoken door het groote, eenzame huis. Wat hier het luidst spreekt is niet de philanthropie, maar het eigenbelang. Wat men vraagt is een surrogaat voor de edelste en reinste weelde, waarvan deze echtelieden verstoken bleven. En om dat surrogaat te vinden, wenden onze philanthropen zich zelfs tot de prostitutie!
O, wij zullen de laatsten zijn om een steen op den bastaard te werpen of 't te prijzen dat de burgerlijke wet nog immer onderscheid maakt tusschen het kind van echte en dat van onechte geboorte. Als wij 't voor 't zeggen hadden, zou bijvoorbeeld de bepaling waardoor het laatstgenoemde, ondanks den schoonsten aanleg en de schitterendste talenten, nog altijd van de hoogere militaire rangen blijft uitgesloten, geen minuut langer bestaan, ja, zou een scherp anathema gaan over alle vooroordeelen der samenleving, die den vloek der ontucht verder
| |
| |
dan tot de feitelijk misdadigen uitstrekken. Dit evenwel is geheel iets anders dan dat de prostitutie openlijk wordt aangemoedigd. Geheel iets anders dan dat ze wordt uitgenoodigd alle beschroomdheid af te leggen, mits ze maar bewijzen kan dat ze in een heerenhuis en niet in een arbeiderswoning te huis behoort.
De maatschappij heeft in het ongelukkige kind van lichtzinnige ouders niets anders dan een burger te zien, maar Protestantsche en niet-Protestantsche echtelieden mogen den onwettigen omgang tusschen man en vrouw nooit iets anders dan een vergrijp tegen de orde en de zedelijkheid noemen.
Laat ons 't hier duidelijk en kort verklaren: ons hoofdbezwaar valt telkens weer met een mokerslag op het onderscheid tusschen de fatsoenlijke en de onfatsoenlijke onechtheid van geboorte neder. Te dien aanzien is de advertentie niet alleen onrechtvaardig maar zelfs onnoozel.
't Is niet waar, dat een onecht kind van goede huize iets in zijn bloed heeft wat de algemeen maatschappelijke fatsoenlijkheid ten bate kan komen. Als wij kiezen moesten, zouden we den bastaard uit de achterbuurt boven dien van de Heeren- of Keizersgracht verkiezen, want, ronduit gezegd, er zijn tien kansen tegen een, dat de vader van het eerste geval veel fatsoenlijker is dan die van het tweede. De eerste kan een eerlijk ambachtsman wezen, die werkelijk niet trouwen kon; de andere is bijna altijd een liederlijke kwa-jongen, die zijn hoofd vol dwaze theorieën gepakt heeft naarmate zijn hart lediger werd en zijn bloed door overdaad en zwelgerij meer vergiftigd. In de achterbuurten kan de zonde feitelijk met heete tranen beweend worden, ook door den vader. In de fatsoenlijke kringen, waar ellendige vrienden hem met zijne overwinning gelukwenschen, schopt deze, door de wet beschermd
| |
| |
en door zijn stand tegen de verachting der wereld gewaarborgd, veelal moeder en kind beiden met een grijnslach van zich af.
O, zegt en schrijft dan niet dat er fatsoenlijke en onfatsoenlijke bastaarden zijn. Of zoo gij die onderscheiding wilt maken, legt dan een anderen maatstaf aan dan titel en geld, dan den familienaam, dien 't kind, indien het echt was, zou dragen.
Nog eens, er is ook op het gebied der ontucht plaats, ja ruime plaats, voor innig medelijden en heete tranen, als men een menschelijk hart in zijn boezem omdraagt..... Maar de ruimte van goedwilligheid en verschooning, waarmee over dit onderwerp, vooral met het oog op de hoogere standen, gesproken en nu zelfs in de Oprechte Haarlemsche Courant geschreven wordt, noopt ons halt te roepen.... gelijk wij doen bij dezen.
Ten slotte, nogmaals een woord van verontschuldiging dat wij dit onderwerp ter sprake hebben gebracht in een boekje, 't welk wij zoo gaarne ook in de handen onzer jonge dames zien.... Men moet nu en dan zijns ondanks ook het minder reine bij den naam noemen. Nog altijd wordt immers het onreine rein, of ten minste niet zoo heel erg genoemd?....
|
|