Liter. Jaargang 20
(2017)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Mark de Haan
| |
SoldatenkerstmisDe titel, ‘Soldatenkerstmis’, is een onverbiddelijke uitnodiging tot een vergelijking met het kerstverhaal. Zeker als na een oppervlakkige lezing blijkt dat Nijhoff de woorden kindje en God gebruikt. We kunnen niet anders dan de Bijbel openen bij het meest complete kerstverhaal: het tweede hoofdstuk van Lukas.Ga naar eindnoot2. Veel mensen denken dat Jezus in een stal geboren is. In feite weten we dat niet. Nijhoffs soldaten vieren hun kerstfeest in een tent en waarom zou een voederbak wel in een stal, maar niet in een tent kunnen staan? Voor nu kunnen we aannemen dat Jezus niet in een stal, maar in een tent geboren is. We moeten, gezien de context die Nijhoff ons geeft, aannemen dat het hier om een legertent gaat. Natuurlijk zou tent ook een ander woord voor café kunnen zijn, maar omdat in regel vijf van het gedicht het hele kamp zich óm de tent te hoop loopt, lijkt de betekenis van legertent meer plausibel. Ten eerste zal niet snel het hele kamp bij één café aanwezig zijn, ten tweede zijn de meeste cafés geen vrijstaande panden, zodat men zich er niet óm zou kunnen verzamelen. Laten we deze legertent transporteren naar het oude Israël. Ook dit levert geen problemen op. Het Middellandse Zeegebied was in die dagen niet veilig voor de Romeinse expansiedrift. Een van de bezette gebieden was Israël. We kunnen ons voorstellen dat de in Israël gelegerde Romeinen ook legertenten bij zich hadden. Er komt een jonge vrouw op een ezeltje aangereden, haar man loopt er naast. Ze staat op het punt te bevallen, maar wordt in het nachtverblijf van de stad geweigerd vanwege gebrek aan plaats. In zo'n geval is een beetje humanitaire hulp het minste wat je van een leger mag verwachten. Maria wordt door de soldaten binnengelaten. Jezus wordt geboren in een legertent. Maar nu komen we op een kritiek punt, dat eigenlijk al uit de titel naar voren | |
[pagina 36]
| |
komt: de op het eerste gezicht vreemde combinatie van soldaten en kerst. Oorlog tegenover vrede. ‘Een kind is ons geboren / een zoon is ons gegeven / de heerschappij rust op zijn schouders / deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman / Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst.’ Deze profetie uit JesajaGa naar eindnoot3. gaat over Jezus' geboorte en zegt dat Hij de naam van Vredevorst zal dragen. Hoe kunnen we het feest van de vrede rijmen met legers, regimenten, kampen? De verklaring is even logisch als eenvoudig. Hoofdstuk 9 van Matteüs kan hierbij als illustratie gelden. De schriftgeleerden vragen de discipelen waarom Jezus Zich met tollenaars en zondaars bezighoudt. Maar nog vóórdat de discipelen iets kunnen zeggen beantwoordt Jezus hun vraag met: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel.’ Oftewel: Ik kom júíst voor zondaars en tollenaars. Mensen die het zelf wel af kunnen hebben Mijn hulp niet nodig. Net zo goed als een dokter een gezond mens niet kan helpen, kan een vredestichter alleen nuttig werk doen in tijden van oorlog. Jezus is op Zijn plek tussen de soldaten. En zie, Hij heeft al nuttig werk verricht. Het kind heeft de soldaten een gevoel van vertedering gebracht, toen het om grote vingers greep, of keek naar 't blinken van een afgesneden knoop. Dit gevoel van vertedering werkt door in de sfeer. Onder soldaten van hetzelfde kamp heerst vaak een gespannen, opgefokte sfeer. Niets daarvan bij Nijhoffs soldaten. Zij doen eerder denken aan de Duitse en Franse strijders van de Eerste Wereldoorlog, die in 1914 gezamenlijk het kerstfeest vierden. Ze zijn er niet op uit de vrede te verstoren. Ze durven zelfs niet te zingen zolang de baby slaapt. In tegenstelling tot Nijhoffs vredige soldaten, waren de soldaten van koning Herodes er wél op uit de vrede te verstoren. Toen hij hoorde dat er een koning was geboren, de Vredevorst, gaf hij zijn soldaten opdracht alle kinderen van twee jaar en jonger om zeep te helpen. Maar Jezus' ouders waren zo wijs het advies van een engel op te volgen en vertrokken naar het buurland Egypte. Na de eerste acht regels van ‘Soldatenkerstmis’, waarin Jezus' geboorte min of meer centraal staat, wordt de vaart flink opgevoerd. Regel negen kan nog bij het kerstverhaal worden getrokken, al krijgt de baby geen goud, wierook of mirre, maar een bloem. Een ander brengt een geit nabij. Op het eerste gezicht lijkt ook de geit een gift aan de baby, maar dan vervolgt Nijhoff: ‘waarop een jongen schrijlings rijdt’. Deze versregel krijgt daarmee raakvlakken met Jezus' intocht in Jeruzalem. Natuurlijk kwam Jezus op een ezelin binnen, en niet op een geit, en natuurlijk was Jezus ten tijde van de intocht de dertig gepasseerd en geen jongen meer, maar de eenvoud die uitgaat van deze jongen, schrijlings rijdend op een geit, is dezelfde eenvoud van Jezus' intocht, en geheel in lijn met de eenvoud van Zijn geboorte. Overigens had niemand verwacht dat Zijn intocht zo nederig zou zijn. Jezus genoot bekendheid omdat Hij verkondigde dat Hij de Messias was. Dat | |
[pagina 37]
| |
maakte Hem een omstreden figuur. Bewonderaars verwachtten dus een glorieuze intocht met toeters en bellen, van iemand die op z'n minst gezeten zou zijn op een paard, maar velen zullen zich zeker een koninklijke strijdwagen met vier span paarden ervoor hebben kunnen voorstellen. Bij Jezus niets van dat alles. Hij kwam Jeruzalem binnen op een jonge ezelin, een even nederig en eenvoudig beeld als dat van de jongen op de geit. We kennen het vervolg. Jezus wordt verraden door een van Zijn discipelen en uitgeleverd aan het Romeinse rechtssysteem. Na een rommelige zitting wordt Hij veroordeeld tot de dood aan het kruis. Dit kruis was niet van gepolijst ebbenhout, netjes gevernist en gladgeschuurd; dit kruis bestond uit een balk en een dwarsbalk, of misschien uit twee aan elkaar bevestigde boomstammen. Eenvoudig, ruw hout dus. Het is dit ruwe hout waarnaar Nijhoff verwijst in de laatste versregel, waarin het gelaat van een soldaat in ruw hout wordt uitgehouwen. En deze soldaat is Jezus Zelf. In Matteüs 10 zegt Jezus: ‘Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.’ Jezus is niet alleen Vredevorst, Hij is ook soldaat. We zien dus dat in ‘Soldatenkerstmis’ het kerstfeest de hoofdmoot vormt, maar dat later in het gedicht verwezen wordt naar Jezus' intocht en kruisdood. Vooral bij de geboorte en de intocht wordt nadruk gelegd op Jezus' eenvoud, maar een nauwkeurig lezer ziet het verband tussen het eenvoudige hout van de kribbe en dat van het kruis. | |
Zingende soldatenOp het eerste gezicht lijken de soldaten die Nijhoff beschrijft weinig met Jezus' gemeen te hebben. Ze zijn blond, dus ze komen niet uit Israël. Ze kunnen worden aangespoord tot het van verachting zingen voor granaten, dus ze zijn van ná de uitvinding van de granaat. Tijd en plaats delen ze niet met Jezus. De overeenkomst zit 'm in het lijden. De eerste twee strofen van ‘Zingende soldaten’ behandelen een mars. Soldaten lopen over puntige keien, met z'n vieren naast elkaar, het zicht op de torens in de verte. Ondertussen zingen ze een naïef refrein. Tot zover lijkt het allemaal duidelijk. Maar tussen regel twee en drie vindt een vreemde verschuiving plaats. Zonder duidelijke overgang glijden we van fysieke pijn naar verdriet. Dit verdriet kan gelegen zijn in het noodgedwongen verlaten van het meisje Marie en in oorlogstijd is veel mogelijk, maar een heel bataljon dat naar één meisje terugverlangt is wel van surrealistische proporties. Bij herlezing van dit naïef refrein ‘Marie, Marie, ik moet je gaan verlaten’ (overigens een bestaand liedjeGa naar eindnoot4.), blijkt dat een overbekende uitspraak van Jezus mee resoneert: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ Later in het gedicht wordt deze gedachte nog eens bevestigd met de zin ‘God heeft ons op den weg alleen gelaten’. | |
[pagina 38]
| |
Klinkt het refrein van de soldaten nog een beetje melancholiek en zelfs min of meer dartel, in de kruiswoorden van Jezus klinkt wel degelijk verdriet door. Over de lichamelijke pijn die Nijhoff in de tweede versregel even noemt kan geen twijfel bestaan: deze was aanwezig, ook in Zijn voeten. Er is nog iets anders aan de hand met de zin ‘Marie, Marie, ik moet je gaan verlaten’. Niet alleen klinken de beroemde kruiswoorden erin door, Jezus Zelf kende ook een stuk of wat Maria's. In Johannes 19 kunnen we lezen hoe Jezus aan het kruis nog tegen Zijn moeder zei: ‘Dit is uw zoon.’ Hiermee doelde Hij op Johannes, die ook aan de voet van het kruis stond. Tegen Johannes zei Hij: ‘Dit is uw moeder.’ Met deze woorden nam Jezus afscheid van Maria. Hij gaf haar als het ware een nieuwe zoon, om het uiterste verlaten, de dood, te bekrachtigen. Maria, ik moet je gaan verlaten. We hebben nu twee versregels die maken dat deze soldaten ons aan Jezus doen denken: ‘Marie, Marie, ik moet je gaan verlaten’ en ‘God heeft ons op den weg alleen gelaten’. Maar er is meer dat voor een soldateske personificatie van Jezus pleit. In versregel elf laat Nijhoff de soldaten vertellen dat hun hart ziek is en dat hun lichaam gaat breken. Het breken van het lichaam is symboliek die in protestantse diensten tijdens het avondmaal nog altijd existeert. Voordat Jezus stierf heeft Hij Zijn dood meermalen aangekondigd. De laatste aankondiging doet Hij met het Laatste Avondmaal. Hij zegt dan: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam.’ En in een ander evangelie zegt Hij: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt.’ Bij het uitspreken van die woorden breekt Hij daadwerkelijk het brood dat Hij met Zijn lichaam vergelijkt. De daad bij het woord voegen, zou je kunnen zeggen. Het zieke hart in ‘Zingende soldaten’ kunnen we begrijpen door aan te nemen dat Jezus aan het kruis met de zonde van de wereld werd beladen. Er is niets mis met Zijn hartkleppen of kransslagader; ‘hart’ krijgt hier een figuurlijke betekenis, het is het soort hart waarvan je geen moordkuil moet maken. De ring, de liefde en de smart waarover wordt gezongen, zijn alle drie zaken die zowel op Jezus als op soldaten betrekking hebben. Tenminste, bij een figuurlijke lezing van ring, waarbij ring voor trouw staat. Net zo goed als Jezus Zijn missie trouw was tot in de dood, zouden soldaten hun missie tot in de dood trouw moeten zijn. Jezus stierf uit liefde voor de mensheid, soldaten sterven uit vaderlandsliefde. Soldaten hebben smart om verloren vrienden, Jezus om het van God verlaten zijn. Jezus vertoont ongewoon veel overeenkomsten met deze soldaten. Net als in ‘Soldatenkerstmis’ dringt zich ook bij dit gedicht het idee op dat Jezus op een of andere manier aan de soldaat wordt gelijkgesteld.
In ‘Soldatenkerstmis’ schrijft Nijhoff ‘God geeft een kinderhart aan den soldaat’ en in ‘Zingende soldaten’ staat ‘Een goed soldaat heeft een groot kinderhart’. Er is | |
[pagina 39]
| |
iets met dat kinderhart. Een bepaalde kinderlijke eigenschap wordt met dat kinderhart aan de soldaat, en daarmee aan Jezus, toegeschreven. In Matteüs 18 zegt Jezus tegen Zijn discipelen dat ze moeten worden als een kind. Maar waarom als een kind? Wat is het voordeel van een kinderhart boven het hart van een volwassen mens? Volgens mij moet dat voordeel gezocht worden in de puurheid. Een kinderhart is nog niet aangetast door de buitenwereld, nog niet ziek, maar juist gezond. In een kinderhart is nog de zuiverheid aanwezig die nodig is voor blind vertrouwen. Een kind vertrouwt zijn ouders blindelings en vertrouwt de rest van de wereld op dezelfde manier. Noem het naïviteit. Het is dit vertrouwen waarmee soldaten de strijd aangaan, zij vertrouwen op hun overste. Ze kunnen niet anders. Precies dit kinderlijke vertrouwen is het vertrouwen waarmee Jezus Zijn missie is begonnen, vertrouwen op God, dat God wist wat goed was. | |
De soldaat die Jezus kruisigdeDe titel van dit laatste gedicht doet vermoeden dat één soldaat onderwerp van het gedicht zal zijn, maar in de eerste regel al wordt van ‘wij’ gesproken. Deze soldaat is óf goudeerlijk en niet zo tactisch, óf hij probeert te ontkomen aan een oordeel dat hem alleen zal treffen door ook een aantal anderen erbij te lappen. Als we verder lezen zien we dat van een oordeel geen sprake is. Jezus zei zijn naam en: ‘Heb mij lief’. De soldaat vertelt dit verhaal achteraf (het staat in de verleden tijd), dus ten tijde van het vertellen weet hij dat Jezus hem niet zou veroordelen. Een voorlopige conclusie moet zijn dat deze man eerlijk is op een manier die men ook bij kinderen wel vindt: nietsontziend en een tikje onnadenkend de waarheid spreken. Ik was niet alleen, we deden het samen. Ook in de regels drie en vier gebeurt iets dat richting het kinderhart wijst. Nadat Jezus ‘Heb mij lief’ zei, had de soldaat het groot geheim voorgoed begrepen. In dit verband ligt Matteüs 1: 1-4 niet ver weg: ‘Op dat moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: “Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk van de hemel?” Hij riep een kind bij zich, zette het in hun midden neer en zei: “Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan. Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel.”’ Jezus heeft het hier duidelijk niet over uiterlijke zaken. Hij heeft het over een hartsgesteldheid, het opnieuw verkrijgen van een kinderhart. Wat heeft dit alles te maken met het geheim uit Nijhoffs gedicht? In het Nieuwe Testament komt zeventien maal het woord geheim voor. In slechts zes gevallen wordt verwezen naar een specifiek geheim, zinsneden als ‘in het geheim’ en ‘heimelijk’ niet meegerekend. In drie van de zes verzen wordt gesproken van een geheim met betrekking tot het koninkrijk der hemelen.Ga naar eindnoot5. | |
[pagina 40]
| |
We kunnen dus wel zeggen dat het woord geheim zoals Nijhoff dat gebruikt een bepaalde verbondenheid met het koninkrijk der hemelen heeft, het koninkrijk dat men slechts binnengaat als men gelijk een kind wordt. In de tweede strofe slaat de soldaat de spijker door Jezus' handen. Hij wringt een lach weg, het laatste beetje volwassenheid zou je kunnen zeggen. Hij werd een gek die bloed van liefde vroeg. Het woordje gek is in dit verband interessant, want in 1 Korintiërs 1: 27 staat: ‘Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen’. Deze soldaat, voor de wereld gek geworden, is uitverkoren om wat voor de wereld wijs is, te beschamen. En dit is typisch een rol die in de Bijbel voor het kind is weggelegd. Ik verwijs weer naar Matteüs 18, waar de discipelen van Jezus zich druk maken om wie de grootste zal zijn in het koninkrijk der hemelen. Jezus wijst hen daar op hun dwaasheid door de hartsgesteldheid van een kind boven die van hen te plaatsen. We mogen niet voorbijgaan aan het woordje werd in de zesde versregel. De soldaat was nog geen gek, nee, hij werd het. In hem ontstaat de voor het koninkrijk der hemelen vereiste kinderlijkheid (in concept al aanwezig; hij had het groot geheim immers voorgoed begrepen) door Jezus lief te hebben en tegelijkertijd de spijker door Zijn hand te jagen. Iemand liefhebben en die dan om zeep helpen. De enige manier om iemand compleet voor jezelf te hebben, is hem of haar te vermoorden. Dat is wat hier gebeurt. De soldaat doodt Jezus om Hem niet te hoeven delen. De kindwording van de soldaat heeft zich nu, door middel van het kruisigen van Jezus, in de soldaat voltrokken. Hij is volledig kind geworden. Maar het gaat verder: ‘Nu, als een dwaas, een spijker door mijn hand’. Nog sterker dan gek verwijst het woord dwaas naar de eerder geciteerde bijbeltekst. Deze dwaze soldaat trekt in iedere muur, balk of stam een ichtusvis, het teken van Jezus' naam. Een volwassene zal dit niet snel doen (uitgezonderd dan de eerste christenen: zij werden vervolgd en gebruikten de vis als herkenningsteken), maar van een kind kunnen wij ons goed voorstellen dat het in alle balken en stammen een vis kerft. De vis in het zand is een verwijzing naar de geschiedenis dat Jezus in het zand schreef. In Johannes 8: 6-9 staat: ‘Dit zeiden ze [de Farizeeërs] om hem op de proef te stellen, om te zien of ze hem konden aanklagen. Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond. Toen ze bleven aandringen, richtte hij zich op en zei: “Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.” Hij bukte zich weer en schreef op de grond. Toen ze dat hoorden gingen ze weg, een voor een, de oudsten het eerst, en ze lieten hem alleen, met de vrouw die in het midden stond.’ Wat schreef Jezus op de grond? Dat staat er niet bij, maar zeker | |
[pagina 41]
| |
is dat de Farizeeërs niet hadden begrepen wat Jezus bedoelde met ‘worden als een kind’. In de laatste twee regels is plotseling niet langer de hand van Jezus door de soldaat doorboord, maar andersom: Jezus heeft een spijker door de hand van de soldaat geslagen. Deze omkering moeten we lezen in het licht van de veranderde hartsgesteldheid van de soldaat. Hij is kind geworden. In zijn binnenste is de tijd gekeerd en teruggelopen. Hierdoor is hij dwaas geworden voor de wereld, maar wijs voor God. De verandering is onomkeerbaar en wordt geïllustreerd door de spijker die in zijn hand zit. Een andere verklaring kan worden gezocht in de soldateske personificatie van Jezus. Deze soldaat is één geworden met de persoon die hij kruisigde, hij identificeert zich met zijn slachtoffer. Houden we deze verklaring aan, dan is de cirkel rond. Een goed soldaat heeft een kinderhart. Jezus kan worden gelijkgesteld aan een soldaat. De soldaat identificeert zich met Jezus. Zowel Jezus als de soldaat zijn in het bezit van het kinderhart dat de toegang tot het koninkrijk der hemelen betekent. Ze zijn niet meer van elkaar te scheiden. Beiden zijn samengesmolten rond het kinderhart. |
|