Zo wil je liever geen schrijver zijn?
Op de paaz werd ik aan het kleien gezet. Ik wilde daar in het begin veel afstand van nemen, niet toegeven dat ik die vorm van therapie nodig had. Terwijl het, als je ziek wordt, psychisch ziek, heel goed voor je kan zijn. Tijdens het schrijven stimuleerde mijn uitgever mij om steeds een stap verder te gaan, om te schrijven over mijn agressie, over de wens een overdosis te nemen. Ik wilde dat niet, voelde weerstand om de vuile was buiten te hangen. Ik heb het allemaal opgeschreven, alleen mijn uitgever en man lazen het in die tijd. Ik wist ook toen niet dat het tot een boek zou komen. Misschien maakt juist die eerlijkheid het tot een waarachtig boek, waar mensen zich in kunnen herkennen. En ergens weet ik ook dat ik me er niet voor hoef te schamen, het hoort bij de ziekte die je hebt en bij de mens die je bent. Joost Zwagerman sprak eens over de vijf seizoenen van creatieve mensen: lente, zomer, herfst, winter, depressie. Zijn dood maakte veel indruk op mij, bleef mij achtervolgen, omdat ik zelf toen ook met vergelijkbare gedachten speelde. Ik besefte dat het zeer gemakkelijk was om over de rand te kukelen.
Je boek gaat over de angst voor het leven en de dood?
Een hemel zonder schroeven, die schroeven verwijzen naar de knoppen aan de kist. Die wil ik niet, dat is duidelijk. Maria in mijn boek ook niet, niet alleen vanwege het zuurstoftekort, maar ook figuurlijk. Dat je 2.80 meter diep gaat, met heel veel grond boven je. Ik kan het niet goed uitleggen, dat hoort bij je kindertijd, zo'n kist, elk kind vindt dat spannend. Maar ik ben dat blijven houden. Ja. Het boek eindigt met Elia, die met een vurige wagen komt, die hoeft niet ingeschroefd te worden in een kist, die man ging gewoon linea recta omhoog. Zo zou ik het ook het liefste willen.
Waarvoor je terugschrikt, daarover moet je schrijven.
Ik heb ook mensen van tachtig gezien en gedacht: je zal toch zo óúd moeten worden. Mijn angst voor het leven, dat elke dag een opgave is, dat wordt steeds minder. Het vijfde seizoen van Zwagerman, ik moet zorgen dat ik aan de goede kant blijf. Ik heb op gegeven moment een uitvaartleider opgezocht, hem het hemd van het lijf gevraagd. Meegeholpen met twee grafdelvers. Toen kwam het idee in mij op dat ik dat zelf wil doen, ik wil zelf mijn man begraven. Daar begint mijn eerste hoofdstuk dan ook mee, Maria keert terug naar de begraafplaats als de familie weg is, haar zoon schept het graf dicht en zij versiert het met een kunstwerk van gevonden schelpen.
Eén voor één gaf hij de schelpen aan, terwijl zij, hurkend op het graf, ze in vormen duwde, ze aanraakte en koesterde. Nonnetjes werden subtiele schou-