| |
| |
| |
Joyce Rondaij
Is de oorlog ooit voorbij?
Het respijt van Primo Levi
Meer dan ooit was de afgelopen jaarwisseling de twijfel aan de vooruitgang van de geschiedenis voelbaar. Het jaar 2016 bracht ons vluchtelingen, terroristische aanslagen, de dood van hoopgevende (pop-)helden en de aankondiging van een dubieuze nieuwe wereldleider. Geen wonder dat de start van 2017 voor veel mensen niet vrij was van bange voorgevoelens. Waar vinden we onze houvast?
Voor de filosoof Emmanuel Levinas kondigde de Tweede Wereldoorlog het einde van de theodicee aan. Het ‘grote verhaal’ dat de mens zichzelf vertelde om staande te blijven in een wereld vol kwaad stond in geen verhouding meer tot het absurde lijden van de twintigste eeuw waarvoor ‘Auschwitz’ symbool kwam te staan. De Italiaanse chemicus Primo Levi was een van de overlevenden van dit kamp en hij schreef daarover het getuigenis Is dit een mens (1947), dat wereldwijd bekendheid verwierf. Op 11 april 2017 is het dertig jaar geleden dat Primo Levi stierf in het appartement waarnaar hij teruggekeerd was na de oorlog. Dit trieste jubileum was voor mij de eerste aanleiding om in dit essay op zoek te gaan naar de relevantie van zijn werken voor de wereld van vandaag. Een tweede aanleiding vormde het herlezen van zijn tweede werk Het Respijt, uitgebracht in 1963, waarbij ik geraakt werd door de volgende passage: ‘“Maar de oorlog is voorbij,” wierp ik tegen; en dat meende ik, zoals zovelen in die maanden van respijt, in een veel universeler zin dan men nu zou durven denken. “Oorlog is het altijd,” was het gedenkwaardige antwoord van Mordo Nahum.’
Wat is onze hoop na Auschwitz? Is de oorlog ooit voorbij? En als je tot het besef komt dat de oorlog nooit voorbij is, hoe ga je daar mee om? In Is dit een mens beschrijft Levi hoe hij werd opgepakt als partizaan in de bergen rond Turijn, zijn Joodse identiteit onthulde en via het doorvoerkamp in Fossoli naar Auschwitz-Monowitz werd gedeporteerd. Levi beschrijft het dagelijkse leven in het kamp, de mensen die hij daar ontmoet, de honger, de kou, en de wijze waarop alle menselijkheid van de gevangenen moedwillig vernietigd wordt. Als de Duitsers het kamp gaan ontruimen en de gevangenen op dodenmars de Poolse winter in sturen, blijft Levi in de ziekenbarak achter met de andere zieken. Tien dagen lang zorgt hij met zijn vriend Charles voor de zwakkeren in hun slaapzaal van de infectieafdeling, tot aan de zonsopgang van 27 januari. Gezamenlijk dragen ze het lichaam van de enige overleden gevangene van hun zaal naar buiten en zijn getuige van de komst van de Russen.
| |
| |
| |
Terugkeer naar het leven
In Het Respijt vertelt Levi het verhaal van zijn terugkeer naar het leven. Net als Is dit een mens bestaat het boek uit een verzameling van verhalen rond personages of episodes, aan de hand waarvan hij chronologisch zijn terugreis van Auschwitz naar Turijn vertelt. Die reis heeft negen maanden in beslag genomen en voerde hem via de ussr, Roemenië, Hongarije, Oostenrijk, Duitsland en opnieuw Oostenrijk naar huis. Het zijn de verhalen die hij bij thuiskomst aan zijn vrienden in Turijn vertelde, die bij hem aandrongen om ook over deze episode van zijn ballingschap een boek uit te brengen. In die tijd werkte Levi als chemicus bij een verffabrikant en 's avonds had hij een uur nodig om te veranderen in een schrijver. Levi heeft zichzelf altijd beschreven als een centaur, zowel chemicus als schrijver, Italiaan en Jood. Zijn scheikundige achtergrond toont zich in zijn werken; met nauwkeurige en fijnzinnige pen beschrijft hij de gebeurtenissen met een zekere distantie, alsof hij toeschouwer is.
Het Respijt neemt het verhaal op waar Is dit een mens eindigde; de eerste twee hoofdstukken had Levi dan ook reeds in 1946 geschreven. Met de komst van de vier jonge Russische soldaten te paard als vier vredesboden is het moment van bevrijding eindelijk daar, maar vreugdevol is het allerminst. De Russen kijken met medelijden en schaamte naar het schouwspel van dood en verwoesting dat ze achter het prikkeldraad ontdekken. En de gevangenen lopen hun redders niet tegemoet en vallen niet op hun knieën om God te danken; ze beseffen dat ze de tekenen van het onrecht altijd met zich mee zullen dragen.
De komst van de Russen betekent het begin van de lange reis naar huis. Naast de vele etappes en ontmoetingen zijn het ook de natuurbeschrijvingen die zowel de uitzichtloosheid als het groeiende gevoel van vrijheid tastbaar maken. Dat begint gelijk al, in het kamp van Monowitz: de eerste tekenen van verlossing uit het ijzige kamp dienden zich aan in de vorm van de dooi (titel van het eerste hoofdstuk), die het kamp veranderde in een drassige poel. ‘Pas toen het april werd, de laatste sneeuw gesmolten was en de lauwe zon de Poolse modder had opgedroogd, begonnen we ons echt vrij te voelen,’ schrijft Levi over zijn verblijf in Katowice, de tweede halte van de reis. Gedurende de tocht wisselen hoop en wanhoop elkaar af, en de regen symboliseert de onzekere toestand waar ze steeds in verkeren. Maar als ze de zon voelen en de vruchtbare aarde ruiken gaan ze het bos in om aardbeien en champignons te zoeken en liggen ze tussen het hoog opgeschoten gras, kijkend ‘naar de hoge, door de wind schoongeveegde hemel.’ De laatste nacht voordat ze de grens van Italië passeren beschrijft Levi als ‘de laatste koude nacht,’ hun thuiskomst is bijna fysiek voelbaar.
| |
| |
Een opvallend detail van Levi's oeuvre is dat de titels waaronder wij zijn boeken kennen vaak afwijken van Levi's eerste voorstelling, soms door advies van de uitgever en in het geval van Het Respijt door een verandering van Levi zelf. Vento Alto had hij het boek willen noemen, letterlijk: hoge wind, verwijzend naar de wind die over de aarde zweeft voorafgaand aan de schepping uit Genesis 1: 2. Vento alto is een motief uit het derde hoofdstuk, het eerste dat hij schreef toen hij de schrijverspen in 1961 weer oppakte:
In die dagen en op die plaatsen, vlak na het overtrekken van het front, woei er een hoge wind over de aarde: de wereld om ons heen scheen tot de oerchaos teruggekeerd en wemelde van scheve, kaduke, buitenissige exemplaren; en elk daarvan was rusteloos in beweging, in den blinde of volgens plan, op zoek naar zijn eigen plaats, zijn eigen sfeer.
Auschwitz heeft de wereld teruggebracht naar de tijd voorafgaand aan de schepping, toen de chaos heerste, en de onherkenbare wezens die de oorlog hadden overleefd, zochten nu hun weg. Toch heeft hij de keuze gemaakt om Het Respijt als titel te kiezen, wat daarmee ook de interpretatie van het boek stuurt. Het respijt is de periode tussen de gevangenschap en het vrije leven thuis in, een tussentijd gevuld met wachten, verwarring over het doel van de reis, omwegen en een diep heimwee. Hij spreekt over ‘het grote respijt’ als hij een karavaan Russen beschrijft, omdat de oorlog die hun land had verwoest voor hen reeds in de winter voorbij was en ‘de harde tijd die daarna weer zou komen nog niet begonnen was.’ Na deze oorlog zal er weer een nieuwe aanbreken.
In het slothoofdstuk, ‘Het ontwaken’, openbaart zich hoe Levi's eigen terugreis als een jaar van respijt gezien moet worden. Ze passeren München en hij voelt het nummer branden op zijn arm, het is een heilig moeten dat ze ‘horen en leren van ons, van mij, alles en zonder uitstel’. Maar de Duitse bevolking die hij ontmoet oogt onverminderd sterk, in staat tot haat en onderdrukking en nog altijd gevangene van de eeuwenoude combinatie van trots en schuld.
De trein die hen uiteindelijk door de bergen naar Italië brengt breekt vlak voor de grens in tweeën en er vallen gewonden. Met het eindpunt in zicht noemt Levi de harde terugreis ‘een tijd van respijt, een ogenblik van onbegrensde mogelijkheden, een onschatbaar, onherhaalbaar geschenk van het lot.’ Het vooruitzicht om weer te gaan leven boezemt hen angst in:
Al gauw, morgen al zouden we moeten vechten, tegen vijanden die we nog niet kenden in ons en om ons: met welke wapens, welke energie, welke wil? We voelden ons eeuwen oud, gedrukt door de last van een jaar afschuwelijke herinneringen, leeg en weerloos.
| |
| |
Levi vindt bij thuiskomst zijn huis, familie en vrienden ongeschonden en vol leven terug. Voor het eerst slaapt hij weer alleen in een zacht bed. Maar de oorlog zit nog in hem; hij loopt met zijn hoofd naar de grond gericht zoekend naar eten, en wordt nog regelmatig opgeschrikt door de droom die hem 's nachts bezoekt:
‘Ik ben weer in het Lager en niets was waar behalve het Lager. De rest was een korte vakantie, of gezichtsbedrog, droom: mijn familie, de bloeiende natuur, mijn huis. Nu is die binnenste droom, de droom van vrede, voorbij.’ En dan klinkt er een woord, kort, zacht maar dwingend: ‘Opstaan, wstawa.’
Het ochtendcommando van Auschwitz. Dit woord in een taal die Levi zelf niet machtig was representeert de onvrijheid die niet te vertalen is. Het verleden dringt zich op, de oorlog is nooit voorbij.
Levi heeft verklarende voetnoten geschreven in een editie van Het Respijt voor middelbare scholieren. Daar noemt hij het leven zelf een respijt, en de dood het Lager waar niemand zich aan kan onttrekken. Het leven leidt onvermijdelijk tot de dood, net zoals niemand zich kon onttrekken aan het ochtendcommando van Auschwitz.
| |
Voor de naamlozen
Ik begon met de vraag hoe we kunnen omgaan met het besef dat de oorlog nooit voorbij is. Voor velen is de vermeende zelfmoord van Levi het bewijs dat er niet mee te leven is, een doodlopende weg. Maar ik richt mijn aandacht liever op het blijvende effect van zijn woorden, het getuigenis dat hij achterliet, zijn stem die ons bereikt door het duister heen. Hoe hij de diepte van het bestaan verwoordt en daarbij raakt aan de fundamentele vragen van ons mens-zijn: wie zijn we, waar komen we vandaan, waar gaan we naartoe, kunnen we ooit echt vrij zijn? En hoe hij onderweg respijt vindt in vriendschap, in de zon na een lange winter, in het zoeken naar champignons in het bos. Met zijn boek geeft hij naam aan hen die anders vergeten zouden zijn, meegenomen in de ontembare stroom van de geschiedenis.
Levi inspireert schrijvers na hem om de werkelijkheid te duiden. Want het is het werk van Levi dat mij in herinnering werd geroepen toen ik kort geleden Dit zijn de namen van Tommy Wieringa las. Een roman over de thuislozen van vandaag, vluchtelingen op een eindeloze tocht door een woestijn. De een na de ander valt af, het zijn alleen de sterksten die het volhouden, vaak ook ten koste van de anderen. ‘Hij zou bij de geredden horen,’ schrijft Wieringa, wat een verwijzing lijkt naar De Verdronkenen en de Geredden, de titel van Levi's laatste boek. In Dit zijn de namen wordt ook expliciet verwezen naar het Lager, naar razzia's, Häftlinge,
| |
| |
de gevangen van het kamp: ‘De anderen konden hun ogen niet afhouden van zijn aanstootgevende naaktheid, het gezicht van de honger. Huid, nagels en haren.’ Dit doet denken aan Levi's omschrijving van de Muselmann, de tot lichaam verworden mens van het kamp. Dat Wieringa het werk van Levi gelezen heeft blijkt wel als hij opmerkt dat schoenen van levensbelang zijn voor een jongen in de woestijn: ook Levi schrijft dat schoenen de eerste levensbehoefte zijn van de mens, met schoenen aan je voeten kun je op zoek naar voedsel.
Ik verwees eerder naar Levi's opvatting dat niets van goedheid of puurheid de herinnering aan Auschwitz uit zal kunnen wissen. Wieringa's hoofdinspecteur Beg ontdekt in Dit zijn de namen zijn Joodse identiteit en verlangt onder te gaan in het mikwe, om zich daarin te reinigen van het vuil van de wereld dat aan hem kleeft. In plaats daarvan lezen we hoe de zwervende vluchtelingen uitgekleed worden, geschoren, en met een brandweerslang ‘schoon’ gespoten worden na hun aankomst in de stad.
‘Het enige dat er functioneerde was de badinrichting en de desinfectie: en in die vorm, van loutering en uitdrijving van het kwaad, nam het Westen ons in bezit,’ schrijft Primo Levi als hij de oversteek van Oost- naar West-Europa maakt. De autoriteiten proberen nieuwe mensen van hen te maken, maar hun geschiedenis wordt daarmee niet uitgewist.
Aan het einde van Dit zijn de namen weet Beg een jongen te redden door zijn naam te verwisselen met die van een baby. Is er dan toch hoop, alleen maar in het noemen van een naam? Levi schrijft over een kleine jongen die in het kamp geboren is, niet kan praten, nooit zijn eigen naam heeft kunnen zeggen.
‘Hurbinek, die geen naam had, maar op zijn minuscule armpje evengoed de Auschwitz-tatoeage droeg; Hurbinek stierf in de eerste dagen van maart 1945, vrij, maar niet verlost. Niets rest er van hem; hij getuigt hier in mijn woorden.’
Soms rest ons niets meer dan het noemen van een naam. Primo Levi, het getuigenis van een respijt.
Literatuur
|
Marco Belpoliti, Primo Levi di Fronte e di Profilo. Uo Guanda Editore 2015. |
Primo Levi, Het Respijt. Meulenhoff 1988. |
Tommy Wieringa, Dit zijn de namen. De Bezige Bij 2012. |
|
|