inzien. Het duurde even, maar uiteindelijk mocht hij toch langskomen. Het dossier zelf mocht hij niet vasthouden. Anderhalf uur lang las de directeur hem voor uit de geschiedenis van zijn overgrootmoeder. Werkman in ‘Martje en de anderen’: ‘De ziektegeschiedenis van mijn overgrootmoeder interesseert mij omdat mijn familiegeschiedenis mij interesseert. Lange stukken uit mijn stamboom bestaan uit namen en getallen. Ik wil daar verhalen aan toevoegen.’
Martje is niet de enige uit de familie die in een gesticht belandt. De novelle begint met haar zinneloze broer Johannes, die uiteindelijk wordt opgeborgen in ‘Het Dolhuis’ in Zutphen. Martje begeleidt haar broer op de lange reis en bezoekt aan het eind ook het kerkhof waar Johannes zijn laatste rustplaats zal vinden. De tekst die op de houten poort van het kerkhof staat blijft Martje haar hele leven bij: ‘Hij zal ingaan in vrede. Zij zullen rusten op hunne slaapsteden, een iegelijk die in zijne oprechtheid gewandeld heeft.’ Het is een tekst uit Jesaja 57, maar waarschijnlijk heeft Martje dat nooit geweten.
Het verhaal is grotendeels vanuit de ikpersoon (Martje) geschreven. Het is alsof je zelf langzaam maar zeker wegglijdt in een bodemloze put van psychische verwarring. Een deel is geschreven vanuit het perspectief van haar man Hindrik Tonnis. Hij ziet zijn vrouw in haar eigen duisternis verdwijnen, maar hij kan niets doen. Als lezer zou je Martje graag vast willen houden, niet verder willen zien afglijden. Confronterend om te zien hoe een ‘gewone’ vrouw verandert in een psychisch wrak. De beschrijving van haar laatste jaren doet denken aan Bernlefs Hersenschimmen, al is hier een ander proces aan de gang. ‘Zuster, een stem praat hard, nee in mijn hoofd. Hij zegt ik ben niks waard, hij zegt ik ben te veel, ik moet maar weg. [...] Johannes moet weg, zegt dominee verrekkeling. Moeder Tibben verrekkeling. Waarom mag ik dat niet zeggen? [...] Soepenbrij was lekker. Altijd is soepenbrij lekker. Ook zonder stroop erin. Het is oorlog. Onze Vader die in hemelen zijt, ik ga slapen ik ben moe.’
Het geloof van Martje is kinderlijk, oprecht, geloofwaardig. Het ontroerde me dat de tekst uit Jesaja 57 bij haar eigen begrafenis weer terugkwam. Hoe vreemd Martje zich ook gedroeg in de laatste jaren, deze tekst bleef haar altijd maar bezighouden. Martje heeft in oprechtheid gewandeld en is ingegaan in vrede.
Hans Werkman, Martje en de anderen. Uitgeverij Mozaïek, Zoetermeer 2016, 424 pag., € 19,90.
Els Meeuse