Liter. Jaargang 19
(2016)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Gerbert van Loenen
| |
[pagina 59]
| |
schertsend de gezamenlijke belevenissen. In deze mannen leefde een element dat de woestheid van de oorlog onderstreepte maar toch ook vergeestelijkte, de nuchtere vreugde over het gevaar, de ridderlijke drang om een strijd te doorstaan.’Ga naar voetnoot* Tussen de aanvallen door maakt Jünger het zich gezellig in de ondergrondse schuilplaats die ze hebben uitgegraven. Totdat overvloedige regenval de schuilplaats doet onderlopen, en onder de modder vandaan de eerder gevallenen tevoorschijn komen. Buiten zinnen raakt Jünger als hij in een van de latere wanhoopsoffensieven van de Duitsers de loopgraaf verlaat en naar voren stormt. ‘De oppermachtige wens om te doden bevleugelde mijn stappen. De woede perste bittere tranen uit mijn ogen.’ Maar als hij even later in een holle weg op een Britse officier stuit, en zijn wapen al op diens slaap heeft gezet, maakt Jünger opeens een uitzondering. ‘Met een klaaglijk geluid greep hij naar zijn zak, hij trok geen wapen, maar haalde een foto tevoorschijn, die hij mij voor ogen hield. Ik zag hem daarop, omgeven door een veelkoppige familie, op een terras staan.’ Hij besluit de Brit te laten leven. ‘Ik heb het later als een groot geluk beschouwd dat ik hem losliet en verder naar voren stormde. Juist hem heb ik nog vaak in mijn dromen gezien. Dat liet mij hopen dat hij het vaderland heeft teruggezien.’ ‘Ik heb er in de oorlog steeds naar gestreefd zonder haat naar de tegenstander te kijken en hem als man overeenkomstig zijn moed te waarderen. Ik deed mijn best hem in de strijd op te zoeken, om hem te doden, en verwachtte ook van hem niets anders. Maar nooit heb ik slecht over hem gedacht.’ Als Jünger aan het eind van de oorlog opnieuw gewond raakt, meent hij ditmaal te zullen sterven. ‘Toen ik hard op de bodem van de loopgraaf terechtkwam, had ik de overtuiging dat het nu onherroepelijk voorbij was. En vreemd genoeg behoort dit ogenblik tot de heel weinige waarvan ik kan zeggen dat ze werkelijk gelukkig zijn geweest. Op dit moment begreep ik, als door een bliksem verlicht, mijn leven in zijn innerlijkste vorm.’
Bij Remarque is het sterven een stuk minder romantisch. Hier gaat doodgaan vooral gepaard met wanhoop, ongeloof en veel gerochel. Eenmaal valt de ik-figuur van Remarques roman, Paul Bäumer, in een bomtrechter. Pardoes rolt er een Fransman bovenop hem, eveneens op zoek naar een schuilplaats. Bäumer trekt zijn dolk en steekt de Fransman zonder aarzeling neer. Het duurt lang voor de Fransman dood is, en al die tijd zit Bäumer ernaast, omdat hij vanwege machinegeweervuur niet weg kan. Zijn revolver, waarmee hij de Fransman uit zijn lijden had kunnen verlossen, is hij verloren. Nogmaals zijn dolk trekken, ditmaal om definitief toe te steken, lukt hem niet. Bäumer besluit dan de doodsbange | |
[pagina 60]
| |
Fransman over zijn voorhoofd te strelen, en haalt water voor de stervende uit de modderpoel onder in de bomtrechter. Eindelijk houdt de Fransman op met rochelen, eindelijk is zijn slachtoffer dood. Paul Bäumer is opgelucht. ‘Maar slechts voor korte tijd. Het zwijgen lijkt mij al snel nog zwaarder te vallen dan het steunen. Ik wou dat het rochelen er weer was, stotend, hees, de ene keer zacht fluitend en dan weer hees en hard.’ Hij onderzoekt de zakken van de Fransman, vindt een foto van diens vrouw en kind en wil hun schrijven, het uitleggen, geld sturen. Paul Bäumer en zijn schoolvrienden zijn in 1916 door een leraar overgehaald om zich vrijwillig voor het front aan te melden. Deze leraar is de eerste voorbeeldfiguur die ten val komt, de eerste gezagsdrager op wie de teleurgestelde mannen zich later zullen wreken. Aan het eind van de oorlog zijn alle jongemannen dood en hebben de ouderen geen enkel gezag meer. De Republiek van Weimar is geboren.
Wie tegen elke verwachting in overleeft, is Ernst Jünger. Die overlijdt uiteindelijk pas in 1998, op 103-jarige leeftijd. In de jaren twintig groeit hij uit tot conservatief boegbeeld, en hij speelt een grote rol in het rechtse verzet tegen de naoorlogse Duitse democratie. Maar hoewel een vijand van de democratie, zal Jünger de nazi's tot het eind toe minachten.
De oercatastrofe, wordt de Eerste Wereldoorlog met een blik op de Tweede wel genoemd. Deze oorlog veranderde het rijk van de tsaren in een communistische hel, het keizerrijk Oostenrijk in een wrokkig dwergstaatje, en het keizerrijk Duitsland in een failed state, waar al snel de basis voor de volgende, nog vreselijker wereldoorlog werd gelegd. Waarom koos Europa voor deze sprong in de afgrond? Erich Maria Remarque, die zelf overigens maar zes weken aan het front diende, kan het ons niet vertellen. Hij verbeeldt in zijn verpletterende roman slechts hoe zinloos die hele Eerste Wereldoorlog was. Remarque laat ons net zo ontgoocheld en verbijsterd achter als hijzelf was, destijds aan het front. Het is Ernst Jünger, de oorlogsfanaat, die iets van de leemte kan vullen. De Eerste Wereldoorlog was niet alleen een strijd tussen Duitsers en Fransen, tussen Geallieerden en Centralen. Het was ook een botsing tussen mensen die geloofden in een romantische, louterende, heldhaftige strijd, en mensen die nuchterder, redelijker, laffer misschien, deze oorlog zinloos vonden. Wie alleen Remarque leest, begrijpt slechts de helft. |
|