opvoeders zo negatief in de etalage zetten? Het verhaal van de ouders blijft ongeschreven.
Elke jongere die opgroeit in een gelovig gezin komt een keer voor de vraag te staan: wat betekent het geloof voor mij? Elke puber - ook de reformatorische - experimenteert en rebelleert in meer of mindere mate tegen opgelegde regels van thuis, school en kerk. In die zin bevat het verhaal over M een universele lijn. Waar kom ik vandaan, wat is mij geleerd en hoe verhoud ik mij daartoe? Dat zijn geen vragen waar je makkelijk antwoord op geeft. Maar de antwoorden zijn wel bepalend voor je identiteit en de koers die je leven gaat. Of zoals Van der Linden het destijds zei: ‘Ik deed afstand van het geloof, zoals dat in ons gezin, de kerk en op school werd beleefd, maar mensen als Bart Jan Spruyt, jij en anderen komen na doordenking tot de overtuiging dat het geloof hun wel past.’
De vraag doet zich voor in hoeverre de breuk met het christelijke geloof samenhangt met de homoseksualiteit van M. Vanaf het moment dat ze naar de Christelijke Hogeschool Ede vertrekt voor de opleiding journalistiek, vervreemdt ze verder van haar achtergrond. Het burgerlijke leven staat haar tegen. Haar homoseksuele geaardheid houdt ze nog enige tijd voor zichzelf, maar de seksuele fantasieën nemen toe in frequentie en intensiteit. Na verloop van tijd neemt ze een enkeling in vertrouwen. Als lezer word je dan nieuwsgierig: hoe gaat het thuisfront dit oppakken?
Vooral die vraag is spiegelend voor christenen. Is homoseksualiteit nog steeds een taboe, hoe worden jongeren die hiermee worstelen opgevangen? Anderzijds is het van M ook een keuze om haar eenzaamheid om te zetten in afstand. Ze gaat er bij voorbaat vanuit dat haar ouders geen begrip zullen tonen en geeft hen daarmee eigenlijk geen kans om het tegendeel te bewijzen. Haar kwetsbaarheid verstopt ze in een cocon en je wilt haar als het ware een duwtje geven: ‘Bespreek het met je moeder, probeer het!’
Toch is het feit dat M uiteindelijk afstand neemt van het geloof niet alleen aan haar geaardheid toe te schrijven. Geloof staat voor haar symbool voor het principe waar ze zo'n afkeer van heeft: er wordt voor je gedacht. Een opgelegde waarheid staat haar tegen; ze ervaart hierin te weinig ruimte voor haar persoonlijkheid. Uiteindelijk wil ze zélf de touwtjes in handen hebben. Ze lijkt daarbij niet te beseffen dat ze zelf zeker net zo onverbiddelijk is. Al met al tekent de titel (ontleend aan 1 Korintiërs 13) het boek: De liefde niet. M mist de liefde in het geloof, waardoor het niet authentiek wordt.
Deze debuutroman is te rekenen tot de verwerkingsliteratuur. De overeenkomst tussen Margriet van der Linden en Franca Treur is bijvoorbeeld duidelijk. Beiden doen in hun studententijd afstand van het geloof, verpakken hun jeugd in een verhaal. Evenals Treur schrijft Van der Linden over ‘de vader’ en ‘de moeder’, waarmee de afstandelijkheid voelbaar wordt. Toch is er ook een groot verschil. Treurs Dorsvloer vol confetti (2010) is meer beschrijvend, luchtiger ook, met meer humor, en stopt voordat de echte crisis begint. De liefde niet gaat verder. Het is een ontworsteling, een boek dat vanaf het begin zwaar op de maag ligt door de heftige innerlijke tweestrijd van M, het conflict dat zij voert met zichzelf en haar omgeving.
Met dit boek laat Van der Linden evenals haar voorgangers Maarten 't Hart, Jan Siebelink en Franca Treur zien welke verstikkende werking het christelijke geloof kan heb-