dan verbannen. Kort en simpel gezegd: ‘den vreemde’ is waar je elk moment kunt worden uitgewezen. (Hoe je je voelt of wat je hebt gedaan is daarbij slechts bijzaak. Het volstaat bijvoorbeeld als je niet binnen een bepaald quotum valt.)
Om in den vreemde te kunnen schrijven, moet je eerst door het kamp, je moet in zaaltjes met twintig of meer (zelden minder) bedden overnachten en je ondergoed van thuis (vaak zijn dat niet meer dan twee onderbroeken) net zo lang dragen tot je werk, respectievelijk geld hebt gevonden. Helaas is het grootste deel van de mensheid op zoek naar een van die twee. Maar voor een vluchteling zijn beide onontbeerlijk.
Verder moet je, om in den vreemde te kunnen schrijven, in parken, onder bruggen, in gerangeerde treinen of in publieke toiletten, tussen ratten, vogels en mensen kunnen overnachten, en toch werk vinden. Je moet dus onvoorwaardelijk bereid zijn om te graven, te schoffelen, te zagen, te snijden, te schuiven, te strijken, te schilderen, te zweten, te sjouwen, te serveren, te metselen, te tillen, te plakken, te schuren, te poetsen, te bouwen, te klimmen, te rijden, te ruimen, te pompen, te boren, te timmeren, te koken, te wassen en vooral te zoeken en te vragen. In den vreemde schrijven betekent schrijven nadat je tien uren hebt gewerkt of acht uren naar werk hebt gezocht.
In den vreemde schrijven betekent dezelfde hemel, dezelfde zon, dezelfde sterren, dezelfde maan zien als de inwoners van het land waar je verblijft, dezelfde lucht inademen als zij, aan dezelfde natuur onderhevig zijn, maar niet onder dezelfde wetten vallen.
En wat voor de arbeidsmarkt geldt, geldt net zo goed voor de literatuur. Waarom ook niet? Ook literatuur is werk. Dus zijn de meeste literaire beurzen, evenals de arbeidsplaatsen, gekoppeld aan het staatsburgerschap. De herkomst van de auteur is belangrijker dan zijn taal. Dat maakt de beoordeling ook een stuk gemakkelijker. De vraag waar je vandaan komt is veel gemakkelijker te beantwoorden dan de vraag wie je bent, of de vraag waar je naartoe gaat, laat staan hoe goed je schrijft.
Het is een lange weg om in den vreemde te komen, maar nog langer is de weg van de hand naar de pen. Maar als je die weg ook gaat en het eerste woord opschrijft en dan het volgende, tot het blad even zwart als wit is, als je dus in den vreemde op een dag verder schrijft, of er voor het eerst mee begint, dan heb je begrepen wat elke schrijver op een bepaald moment ontdekt, namelijk, dat het woord zijn thuis is.