en uitingen van de besproken dichters lopen sterk uiteen. Wit licht levert verrassende inzichten op en nieuwe interpretaties van gedichten van vaak bekende maar ook minder gelezen poëten. Licht is de verbindende schakel tussen het werk van deze dichters. Een greep: Dèr Mouw, Gerhardt, Kopland, Faverey, Reve, Gorter, Boutens, Lucebert. Opvallend is dat er weinig vrouwen aan bod komen.
Dichter Nijhoff krijgt veel aandacht in Wit licht. Goedegebuure is het niet eens met Van den Akker en Dorleijn, die stellen dat Nijhoff beslist niet als christelijk dichter kan worden beschouwd. Door deze houding zijn christelijke elementen in het werk van Nijhoff lang onderbelicht gebleven. Onterecht, aldus Goedegebuure. Nijhoff kiest, als het gaat om de keuze tussen een bovenaardse, onkenbare god en de vermenselijkte god in de persoon van Jezus, in zijn werk steeds duidelijker voor de Zoon. In Nijhoffs poëzie treffen we een identificatie aan met een sterk vermenselijkte Christus. In veel gedichten zien we dit terug, maar één van de gedichten die mij het meest trof, is het gedicht waar de titel van het boek aan ontleend is: ‘Het licht’, uit De wandelaar (1916). ‘Het licht, Gods witte licht, breekt zich in kleuren: / Kleuren zijn daden van het licht dat breekt. / Het leven breekt zich in een bont gebeuren, / En mijn ziel breekt zich als ze woorden spreekt. // Slechts die zich sterven laat, kan 't leven beuren: / O zie mijn bloed dat langs de spijkers leekt! / Mijn raam is open, open zijn mijn deuren - / Hier is mijn hart, hier is mijn lichaam: breekt! // De grond is zacht van lente. Door de boomen / Weeft zich een waas van groen, en menschen komen / Wandelen langs de vijvers in het gras - // Naakt aan een paal geslagen door de koorden, / Ziel, die zichzelve brak in liefde en in woorden: / Dit zijn de daden waar ik mensch voor was.’
Nijhoff brengt Goedegebuure bij de mystiek in het werk van Willem Jan Otten. Zijn epische gedicht De vlek (2011) vertoont opvallend veel parallellen met Awater van Nijhoff. ‘Nijhoff en Otten ontmoeten elkaar in de opvatting dat het woord, dat net als bij de evangelist Johannes een spirituele lading heeft, in het gedicht vlees wordt. Maar bij Otten krijgt deze incarnatiegedachte er een dimensie bij, die van de dramatische waarheid dat in het toneelspel het niet de acteur is die zich het personage toe-eigent, maar dat het personage opstaat in de acteur’ (p. 95).
Ook Achterbergs werk, dat was ook wel te verwachten, bevat veel mystieke tendensen. Goedegebuure onderscheidt in zijn werk de befaamde driehoek van Georges Bataille: religie, erotiek en geweld. Bataille laat zien dat deze drie een ‘innerlijke ervaring’ tot doel hebben, die tot stand komt wanneer er grenzen worden overschreden. En grenzen overschrijden, daar is Achterberg meester in. Goedegebuure over de dichter van God en geliefde: ‘Ik ken geen andere dichter die zo plastisch weet te schrijven over efemere aangelegenheden, geen dichter ook wiens mystiek zo zinnelijk, zo broeierig is’ (p. 162).
Wit licht prikkelt om het werk van de besproken dichters opnieuw open te slaan en om binnen de door Goedegebuure geschetste kaders nog meer lijnen van mystiek te ontdekken. De essays bieden vanwege de invalshoek van de mystiek een verfrissende kijk op het werk van diverse dichters. Het is een studie die meer dan geslaagd is.
Jaap Goedegebuure, Wit licht. Poëzie en mystiek in de Nederlandse literatuur van 1890 tot nu. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2015. €19,95.
Els Meeuse