Krullengeborduurde gevelborst
Nacht
Tropennacht, karbonkelsterren aan het firmament,
het zwoel gewelf waaruit de bleke maan
schaduwen van weemoed achter lemen hutten zendt
en schimmige geraamten triest vergaan.
De schurftige kokosstammen met verziekte huid
kreunen in de dorre grond van dorst.
Het landhuis, een verlaten bruid,
droomt hooghartig boven krullengeborduurde gevelborst.
Een negerin gaat door de nacht
gevangen in de betovering der dingen;
en de lucht wordt zwaar van angst en macht.
Nu groeit het menselijk verlangen
naar beelden die men nooit meer kan vervangen.
Een jaar of 27 was Boeli van Leeuwen (1922-2007), en pasgetrouwd, toen hij op Curaçao de oudoom van zijn vrouw, onkel Patrice, tot het stencilen van zijn gedichten wist over te halen. Na een ongelukkig incident met een zelfgebouwde bom was onkel Patrice uit Venezuela ontsnapt. Aangekomen op Curaçao las deze voormalige revolutionair misschien een boek over tandheelkunde en wist zich op het eiland als tandarts geaccepteerd te krijgen. In zijn vrije tijd knutselde hij graag wat aan machines, zoals de stencilmachine van de lokale paters. ‘Ik had een aantal slechte gedichten’, schrijft Boeli van Leeuwen in de terugblik achter in deze heruitgegeven gedichten, ‘die ik met een perversiteit, iedere creator eigen, toch in druk wilde zien.’ Onkel Patrice kreeg het voor elkaar: veertig gelukte en tien mislukte exemplaren, gestencild, iets te lichtblauw van inkt, met een draadje bij elkaar gehouden. En Boeli schrijft: ‘Van de veertig overgebleven bundeltjes heb ik er acht verkocht in de winkel van Abram Salas. Een tiental werd verdeeld onder vrienden en de rest is in de loop der jaren door de kakkerlakken opgevreten’.
En nu heeft Uitgeverij In de Knipscheer eind vorig jaar de gedichten van Boeli van Leeuwen, Tempels in woestijnen, heruitgegeven. Het is in Boeli's schrijversleven bij die ene dichtbundel gebleven, maar er kwamen nog wel vijf schitterende romans, een novelle en een drietal bundels met verzamelde stukjes uit zijn pen. Zijn meesterwerk, zijn laatste roman Het teken van Jona (1988), had tot de top van de Nederlandse literaire prestaties van de vorige eeuw gerekend kunnen worden, ware het niet dat in dat tijdsgewricht romans met veel bijbelse verwijzingen niet lekker lagen bij Amsterdamse critici. Het verhaal van de in dienst van het eiland oud geworden bestuurder, die via het uitgemergelde paard van Johannes en de majestueuze walvis tot diepere inzichten komt - geen boekenkast kan in feite zonder.
Maar - hij voelde het zelf ook al aan - zijn gedichten waren niet zo heel erg goed. Zie bijvoorbeeld het wat stotterende sonnet hierboven, met het beste aan het einde. Dat dan gelukkig weer wel; die melancholie was hem wel toevertrouwd. Aan de andere kant is het wellicht toch maar het beste deze bundel aan te schaffen, want de mooie herinnering aan de activiteiten van onkel Patrice, achterin opgenomen, maakt veel goed. En het boekje kan dan als een herinnering gaan