Die verschaffen inderdaad verdere helderheid op dit punt.
Tegen de banvloek van de schrijver in zijn deze brieven, vijfentwintig jaar na zijn vroege dood, bijeengebracht door Oek de Jong en Jaap Goedegebuure. Met Oek de Jong was Frans Kellendonk bevriend. Het is bijzonder om Kellendonk in een brief razend enthousiast te zien reageren op Cirkel in het gras van De Jong. Veel passages hebben hem diep geëmotioneerd, laat hij weten, zeker die over het huwelijk van de hoofdpersonen. In vele andere brieven, aan zowel zijn vaste kring van mensen als meer zakelijke relaties, moppert Kellendonk erop los, over ontwikkelingen in de cultuur, vaker over derden en heel regelmatig over de aangeschrevene zelf.
In de brieven van de jonge Kellendonk staan weinig details, maar op enig moment wordt het ook zonder doorbladeren spannend om te lezen. Dan lees je wat mooi of verschrikkelijk was aan de film of expositie die hij heeft gezien. Frans Kellendonk neemt positie in in het kunstdebat en maatschappelijk ergert hij zich blauw aan alles wat politiek correct is. Over Mystiek lichaam meldt hij dat het verhaal mechanismen blootlegt: ‘Wanneer je, zoals ik, in je naaste omgeving met racisme te maken krijgt, dan ontdek je dat je het probleem niet de wereld uit helpt door heel hard foei! te roepen. Dat werkt meestal averechts. Veel belangrijker is het om de psychische en sociale mechanismen bloot te leggen die tot racisme leiden, om de mensen iets meer van zichzelf te laten begrijpen. [...] Dat heb ik geprobeerd’, schrijft hij aan criticus Aad Nuis, ‘en dat is wat jij weerzinwekkend vindt.’
Een groot deel van de brieven is gericht aan medehomo's (altijd man). In zo'n brief wordt meestal gehint naar erotische activiteiten of op z'n minst de erotische blik. Als Frans een vriend om huishoudelijke redenen het adres van zijn interieurverzorger Bruno doorgeeft, beschrijft hij niet zijn aanpak maar zijn lieve en grappige uiterlijk.
Het boek heeft een personenregister. Even lijkt het alsof Kellendonk ook met filmmaker Wim Wenders heeft gecorrespondeerd, maar dat blijkt gewoon een verwijzing naar een briefonderwerp. In ieder geval kun je dankzij het register bijvoorbeeld een serie culturele brieven aan Jacques Dohmen (‘Lieve Jacques’) achtereen lezen en daar omheen bladeren. Of tellen hoe zijn vaste geliefde Jan Duyx ongeveer vijfenzestig brieven mocht ontvangen. En kijken hoe hij zijn heftige maar grotendeels onbeantwoorde liefde voor Pieter Kottman belijdt. Kottman wordt flink onder druk gezet. In zijn verhalen portretteert Kellendonk bij voorkeur kleine manipulaties en alledaags machtsmisbruik, maar uit zijn brieven blijkt dat die praktijken hem zelf niet helemaal vreemd waren. Als Pieter Kottman hem kennelijk geantwoord heeft met een paar analoge redeneringen (‘dit doet me denken aan’), krijgt hij van Kellendonk te horen dat hij niet verantwoordelijk gemaakt wil worden voor Kottmans associaties. Oneerlijk vindt hij het, met een streep eronder. En het lijkt er deze keer niet op dat de schrijver zelf door heeft hoe manipulatief dat klinkt. De brieven geven een veel nauwkeuriger beeld van Frans Kellendonk als mens dan we tot op heden hadden. Het maakt extra nieuwsgierig naar de biografie die bij Jaap Goedegebuure in de maak is.