‘Dus jij heet Liam,’ lachte Dionne, ‘en vanaf wanneer zit je hier?’
‘Ik kom hier zondag wonen,’ zei hij.
‘Maandag poetsdag,’ zei ze, ‘je komt op het goede moment.’
Zijn moeder kwam naast hem staan.
‘Heeft hij hier de kleinste kamer van het huis?’
Nu zag het meisje haar.
‘O, dag mevrouw, er is een kamertje dat nog iets kleiner is, twee bij twee, dus het valt wel mee.’
‘Kun je hier doorschuiven?’ vroeg ze.
Hij stond al bij de trap.
‘Mam, we gaan.’
‘Dag-dag,’ zei het meisje.
Hij stak zijn hand op en liep de eindeloze trap af naar beneden, op de voet gevolgd door zijn moeder. Toen ze buiten stonden, stelde ze voor om langs StudentRent te gaan voor een grotere kamer.
‘Betaal jij die dan?’
‘Waarvan? Ach, jongen, met liefde, maar ik moet eerst betere tijden afwachten.’
‘Niet te lang hoor, mam.’
Hij repeteerde in de laatste intercity van die dag op weg naar Edith de zoete woordjes die hij in haar oorschelp zou fluisteren: Liam gaat op zichzelf. Afstuderen. Baan zoeken. De wereld in.
Hij had thuis gedoucht, maar zweette alweer. Het was de hele dag al benauwd.
Benauwd? Ongehoord heet. Op het journaal was verteld dat de gemiddelde temperatuur de laatste tien jaar met een graad was toegenomen. Vandaar de overstromingen, vandaar een nieuw rivierenlandbeleid. De dijken zouden het niet meer houden. Ze gingen ze doorsteken.
Het was niet druk in de trein, alleen een kale man schuin tegenover hem en wat koppen verderop.
Lia had het niet leuk gevonden dat hij naar Edith ging. Ze had zeker nog niet in de gaten dat ze niets meer over hem te zeggen had.
‘In plaats van dat je nou meteen verhuist,’ had ze gezegd, ‘ga je weer uitstellen.’
‘Ik ga naar mijn vriendin, mama. Edith heeft haar werkgroep ervoor afgezegd, dan ga ik toch niet verhuizen?’
‘Maar ze zegt juist af omdat je verhuist.’
‘Ajuus, ik ben pleitos,’ had Liam gezegd.
‘En met de toestand in de wereld, die rellen overal, en die ontevredenheid, moet je racen naar je einddiploma. Er is zoveel concurrentie, Liam. Nu heb je nog de kans op een goed betaalde baan. Realiseer je je dat wel? Maar alles kan zó veranderen en dan ben je te laat.’