Marcus Wicker
Aubade doorkruist door epifanie
Vertaald door Mart van der Hiele
Kun je dit nog aubade noemen: een gedicht in opfrisdoekjes wikkelen, deze ochtend
brandschoon in de la en dan - tig keer per dag opwrijven, tot zelfs de hemelse outfit
van de mus er niet aan ontkomt, met het straatgras dat uit zijn brutale bekje puilt?
Ooit heb ik een fruitvliegjesorgie in de buik van een druif gedicht met de onverteerbare
gevoelens van de hoofdpersoon voor Désirée zogezegd als climax. Niks geworden.
Dit gedicht is zich van zijn gebreken bewust en dan maakt het niet uit, dit slappe
gedicht moet en zal een jong stel laten zien dat een s-je maakt onder een donzen
dekbed. De man snuift het haar van de vrouw op en hele jasmijn- en kamperfoelievelden
komen in hem tot bloei. Hij gebruikt die adem als pijnstiller. Dit heet aubade als het de
nieuwe adem weet te vangen die uit hem tevoorschijn komt. Daar kom ik mee weg,
niemand weet toch wat dat is, alles beter dan: ‘Over de vrouw met wie ik ga trouwen’
of zoiets. Hoe ze die zomer bij elke zonsopgang steeds vier keer op snooze drukte, glim-
lachte, wegdoezelde, glimlachte. Hoe ze luisterde naar mijn gemompel tegen haar volmaakt
sproetige schouder over alles behalve poëzie. Vanochtend achter mijn bureau, volop
ademend, herinner ik mij dat niet elk moment om een uitputtende beschrijving vraagt.
Ik weet exact hoe ik dit moet benoemen.
‘Interrupting Aubade Ending in Epiphany’
Uit: Maybe the saddest thing, New York 2012