teratuur’ en ‘games, apps en jeugdliteratuur’ aan bod. Deze korte opsomming doet vermoeden dat de auteurs onder de redactie van drie (jeugd)literatuurwetenschappers een bewonderenswaardig brede aanpak van hun onderwerp hebben gekozen. En dat is ook zo.
Een grondige verantwoording achterin het boek, die in De hele Bibelebontse berg ontbrak, brengt precies die aspecten voor het voetlicht die tijdens het lezen van de geschiedenis al waren opgevallen. Een betere manier om te ontdekken dat de auteurs zijn geslaagd in hun doel is er niet.
De jeugdliteratuur wordt in Een land van waan en wijs op allerlei manieren in een ruimere context geplaatst. Om te beginnen is er veel aandacht voor veranderende ideeën over kinderen en literatuur en de wisselwerking tussen die ideeën en de jeugdliteratuur. Het inleidende hoofdstuk gaat terug tot Plato en Augustinus, die sceptisch stonden tegenover de invloed van gedichten en verhalen op kinderen, een invloed die ze overigens wel degelijk onderkenden.
Hieruit blijkt meteen een ander aspect van de brede blik: de Nederlandse jeugdliteratuur wordt steeds in een internationale context geplaatst. Zo laat het hoofdstuk over jeugdtijdschriften zien hoe de eerste in Nederland verschenen tijdschriften uit het Frans werden vertaald en hoe die Franse tijdschriften ook Duitse jeugdtijdschriften beïnvloedden. Binnen eigen land wordt de jeugdliteratuur bovendien beïnvloed door de literatuur voor volwassenen, in het geval van de jeugdtijdschriften door de spectatoriale tijdschriften (op hun beurt overigens weer naar Engels voorbeeld ontstaan). De Vlaamse jeugdliteratuur komt telkens aan bod, net als de Friese, en ook de rol van productie, distributie en receptie blijft niet links liggen.
Stuk voor stuk gaan de auteurs verder dan het geven van rijtjes prachtuitgaven. Samen tonen ze aan dat jeugdliteratuur vol beweging en tegenbeweging zit. Interactie is het sleutelwoord, en die interactie is er duidelijk ook tussen de zeventien auteurs geweest. Ze hebben van Een land van waan en wijs een hecht boek gemaakt door het kiezen van zwaartepunten en door het doorverwijzen naar elkaars werk, waardoor ze overlap vermijden of die dubbelingen duiden.
Rest natuurlijk de vraag hoe het nu eigenlijk gaat met de jeugdliteratuur. Voor doemscenario's van gamende en tabletstarende kinderen is in Een land van waan en wijs geen ruimte. Weer is interactie het toverwoord. Media ontwikkelen zich niet lineair, waardoor het kinderboek zou worden opgevolgd door ‘modernere’ media. Nee, media ontwikkelen zich in interactie: boeken worden verfilmd of gekoppeld aan een game, kinderboekenschrijvers draaien hun hand niet om voor het schrijven van scenario's, en apps doen het al heel goed in de prentenboekenwereld. Voor je het weet ontstaat er een groot medialand van waan en wijs, waar kinderen nog lang en gelukkig leven.
Rita Ghesquière, Vanessa Joosen, Helma van Lierop-Debrauwer (red.), Een land van waan en wijs. Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur. Atlas Contact, Amsterdam 2014, 575 blz., €34,99.
Elizabeth Kooman