mer dat Leeftocht in zo'n beperkte oplage is verschenen en dat de prijs erg hoog is. Tegelijkertijd maakt dat de bundel juist ook extra bijzonder.
De bundel bestaat uit een briefwisseling in de vorm van gedichten, een gedichtenwisseling dus. Hester Knibbe en Miriam Van hee buigen zich over het thema reizen. Waarom reizen wij en wat doet dat met ons? Een thema dat Seneca al besprak in zijn brieven aan Lucilius. We reizen vaak om tot rust te komen, maar dat is tevergeefs. Hij concludeerde in de beroemde brief 28 aan Lucilius: Animum debes mutare, non caelum. We moeten onze geest veranderen, niet onze omgeving. Met die gedachten in mijn hoofd opende ik de bundel.
We reizen ons een slag in de rondte. Per boot, trein, auto, vliegtuig, voet, wat al niet meer. Ons verlangen is onstilbaar. Hester Knibbe dicht: ‘[...] Voortdurend die honger / naar iets en ergens, we vulden magen, vervulden / verlangens, beantwoordden vragen als “waar / komen alle geluiden vandaan, waar // blijven ze als ze weer weg zijn?” We lagen / verzaligd onder de hemel: zoveel gezien, zoveel / leeftocht. Maar steeds bleef ook dat vage // trage gevoel dat we hooguit halverwege waren / dat elders een andere plek ons zo nodig / wilde, moest binnenhalen.’
De ene keer is de reactie op de ander expliciet, een andere keer meer impliciet. Een voorbeeld van expliciete interactie is het volgende gedicht van Hester Knibbe en de reactie van Miriam Van hee.
‘Je schreef eens: “Misschien betreffen de jouwe / het reizen, de mijne bestemming”. Dacht: is het / dát, versta jij de vrede van een verblijf, ik de onrustige // trek in het lijf?
Of blijkt het ten slotte hetzelfde, gaan / wij beiden op pad om voor even onthecht / aan gewoonte en afspraak het kleine / verlies aan vastheid te kennen? [...]’
Miriam Van hee reageert: ‘ik bedoelde, geloof ik, aanknopingspunten een / uitzicht bijvoorbeeld, contouren van bergen die / opdoemen in de mist, cipressen, een linde, een / half geopend kanten gordijn, druppels aan stoelen // op het terras, iets tastbaars [...].’
De zo goed als laatste gedichten uit de bundel troffen mij bijzonder. Ik kreeg Leeftocht binnen in de week van de vliegramp met het toestel van Germanwings. Naast vele anderen is ook een gymnasiumklas weggevaagd. De eerstvolgende excursie met mijn leerlingen kreeg hierdoor toch een iets andere lading. De ramp wilde maar niet uit mijn hoofd. Tot ik de bundel opensloeg. Hester Knibbe en Miriam Van hee schreven zonder van deze ramp af te weten beiden een gedicht getiteld ‘Laatste vlucht’.
Hester Knibbe schrijft: ‘en onder hem spant nu oneindig / een puzzel met randen vlakken stippen / bergtoppenwit meander. Had // voor het laatst ver weg een land / bezocht dat hij niet kende, een stad / met een haven. [...] Had // terug ook voor zijn laatste vlucht / moeten wachten, de mensen voor zich / verduren, bewijzen dit ben ik, horloge // af moeten doen, stoelriem / vastmaken. Het was toen alleen nog // een kwestie van worden gelost.’
Miriam Van hee reageert: ‘laatste vlucht // maar dat weet hij niet, hij haalt uit zijn rugzak / een tijdschrift, legt zijn bagage dan boven zijn hoofd in / een ruimte die daarvoor