in restaurants, betaalden geen belasting en hadden lak aan de wet. Woestelingen uit het stenen tijdperk. Ze haatten de Nederlanders die hen brood en onderdak gaven. Hij had het gevoel dat hij het als enige had verdiend om opgenomen te worden door dit barmhartige en tolerante land, en vond dat de Nederlandse regering iedereen die ook maar de kleinste overtreding beging of niet fatsoenlijk de taal leerde het land uit moest zetten, al waren ze maar ergens de straat overgestoken waar dat niet mocht. Het is toch één groot riool waar ze vandaan komen. Laat ze daar lekker schijten.
Carlos Fuentes had altijd werk, betaalde zijn belasting en weigerde van de bijstand te leven. In een recordtijd had hij uitstekend Nederlands geleerd en iedereen was met stomheid geslagen. Fuentes' inspanningen om met gevoel en verstand te integreren in de Nederlandse samenleving werden bekroond toen hij een lief Nederlands vriendinnetje kreeg dat van hem hield en hem respecteerde. Ze woog negentig kilo en had een kinderlijk gezicht, dat uit een tekenfilm leek te komen. Fuentes deed zijn best om haar net zo begrijpend en ruimdenkend te behandelen als westerse mannen, of zelfs nog wel een beetje meer. Natuurlijk stelde hij zich altijd aan anderen voor als iemand die van oorsprong Mexicaans was, en van wie de vader naar Irak was geëmigreerd en zich daar had gevestigd om als ingenieur bij een oliemaatschappij te gaan werken. Carlos genoot ervan om het Iraakse volk te karakteriseren als een achterlijk en barbaars volk dat de betekenis van beschaving niet kende: ‘Wat primitieve stammen, meer niet.’
Zijn huwelijk met de Nederlandse, samen met zijn goede beheersing van de taal, zijn frequente deelname aan cursussen over de Nederlandse cultuur en geschiedenis, het feit dat hij nooit werkloos was en zijn blanco strafblad, hadden ervoor gezorgd dat hij in zeer korte tijd de Nederlandse nationaliteit kreeg. Daar had niet één andere vluchteling ook maar van durven dromen. Carlos Fuentes besloot de dag waarop hij zijn Nederlandse nationaliteit kreeg ieder jaar te vieren. Het voelde alsof hij voorgoed een nieuwe huid had gekregen, dat er nieuw bloed door zijn aderen vloeide en dat zijn longen nu het ware leven inademden. Om zijn vastberadenheid kracht bij te zetten, zei hij altijd: ‘Ja, geef mij een land dat mij respecteert, dan zal ik ervoor bidden en het mijn leven lang dienen.’
Zo stonden de zaken ervoor toen het probleem van de dromen opdook en alles in de war schopte. Zoals men zegt: oude wijsheden vergaan niet; het is de mens die vergaat. En zo keerde de wal het schip van Fuentes.
De eerste droom was hard en confronterend. Het lukte hem niet om Nederlands te spreken. Hij stond tegenover zijn Nederlandse baas en sprak in het Iraakse dialect, wat hem enorm benauwde en hem een verschrikkelijke hoofdpijn bezorgde. Badend in het zweet werd hij wakker, en hij barstte in tranen uit. Eerst dacht hij dat het maar vluchtige dromen zouden zijn, die onvermijdelijk een keer