maakt, is het feit dat ze last heeft van wanen. Ze ziet bijvoorbeeld een spin op de wand van een hotelkamer, die er in werkelijkheid niet is. Nou ja, in werkelijkheid: er is wel degelijk iets wat haar dwarszit, maar dat wordt pas tegen het einde van de roman onthuld.
Laatste wagon graaft behoorlijk diep als het gaat om het in kaart brengen van irrationele angsten, en als lezer word je, in een literair spel, gaandeweg meegenomen in de desoriëntatie waarin de hoofdpersoon verkeert.
Interessant is dat Nijenhuis zijn personage volstrekt serieus neemt, waardoor je beseft dat er zoiets is als een psychische werkelijkheid. Tampy's wiebelige wanen zijn zo gek nog niet, ze weerspiegelen een realiteit die alleen zij kent: haar minnaar van vroeger - een oplichter - heeft nog steeds haar leven in zijn macht en bepaalt wat zij doet. Een eng gegeven, dat veel mensen aan de zelfkant bekend zal voorkomen.
Laatste wagon is een vertelling over geloof, en over de werking van het kwaad. Het kwade is een afbuiging van het goede, de ziel van een mens is kwetsbaar en omringd door machinaties die je gerust duivels kunt noemen. Het is hier waar Nijenhuis' romankunst raakt aan de essays van een christelijk denker als C.S. Lewis, die in Brieven uit de hel op fenomenale manier liet zien hoe duistere machten kunnen werken.
De filosofische dialoog aan het begin van de roman zorgt voor een moeizame start, maar als je aan het eind nog eens terugbladert, snap je wel waarom Nijenhuis zo begint. Deze dialoog bij een bushalte over geloof heeft wel wat weg van Wachten op Godot van Beckett, met dien verstande dat dit verhaal anders afloopt. Nijenhuis' boeken gaan altijd over redding.
Laatste wagon is zeker niet de beste roman die Nijenhuis schreef, maar het verhaal grijpt uiteindelijk wel mooi in elkaar. Tampy komt er alleen niet uit, ze krijgt haar leven niet op de rit. Het wachten is op iemand die haar peilt, die het web ontwart, die in haar gelooft.
B. Nijenhuis, Laatste wagon. Kok, Utrecht 2014, 320 blz., €17,99.
Nels Fahner