omstandigheden te weten waarin Gerhardt verkeerde toen zij de gedichten schreef; deze omstandigheden zijn uiteraard verbonden met de omgeving waar de dichteres tijdens het schrijven van haar gedichten verbleef en waar ze de vele natuurindrukken opdeed. Daarnaast schetst Koenen de poëzie van Gerhardt tegen haar klassieke achtergrond. Koenens kennis van de klassieken is hiervoor onmisbaar. Niet alleen Gerhardts baan als docent klassieke talen, maar zeker ook haar bezigheden als vertaler van werk van Lucretius (De rerum natura) en Vergilius (Georgica) vormen inspiratiebronnen voor haar poëzie. Op de eerste vertaling promoveerde Gerhardt overigens tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Recent las ik, terwijl ik ook bezig was in de biografie van Gerhardt, Hun God de mijne? Over de God van Gerrit Achterberg, Hendrik Marsman, Martinus Nijhoff en Ida Gerhardt (2014). Het is jammer dat Koenen dit werk van Martien E. Brinkman waarschijnlijk niet heeft gelezen voordat de biografie uitkwam. Brinkman gaat namelijk in op christelijke noties in het werk van Gerhardt die ik bij Koenen niet of nauwelijks tegenkom. Ik denk dan aan de intense natuurbelevingen die bij Gerhardt mystieke ervaringen worden, of aan de cruciale rol die doop en avondmaal bij de dichteres spelen en de symboolfunctie van deze sacramenten. Maar ook niet onbelangrijk is de inspiratiebron en opdrachtgever van het dichterschap van Gerhardt: God de Vader en de heilige Geest. Dit laatste noemt Koenen wel maar werkt ze niet verder uit, terwijl het naar mijn idee essentieel is voor Gerhardts dichterschap.
Deze kanttekening neemt niet weg dat ik onder de indruk ben van de biografie. De ruim zeshonderdvijftig bladzijden lezen makkelijk weg, terwijl ze tegelijkertijd zeer informatief zijn.
Gerhardt was een dichteres met oog voor details in de natuur. Daar, tussen water, bloeiend kruid en riet, kwam de goddelijke vonk van het dichterschap in haar naar boven. Ze verwoordt dit heel mooi in de laatste strofe van haar gedicht ‘Een liedje van het water’ uit haar bundel Het veerhuis (1945): ‘Wie naar het klare water gaat / hem zullen de ogen opengaan, / want zeker zal hij hier verstaan, / geknield tussen wat groeit en leeft, / hoe God het schoonste zingen geeft / bij water, bloeiend kruid en riet / om niet!’
Mieke Koenen, Dwars tegen de keer. Leven en werk van Ida Gerhardt, Athenaeum-Polak & van Gennep, Amsterdam 2014, 814 blz., €39,99.
Els Meeuse