‘Een woord van dank’, een gelegenheidsgedicht uit 1949, opgedragen, of letterlijk gericht, aan de franciscaanse pater B. Kruitwagen, en moeilijk anders dan biografisch te lezen. Daarin wordt pater Kruitwagen neergezet als huisvriend: ‘O kenner van het Oude Boek, / o volger van het Kruis, / de vrede kwam met uw bezoek / in 't ouderlijke huis. // Mijn moeder bood u de avondspijs, / mijn vader vulde uw glas, / en 't was me, of ik in 't Paradijs / of in Bethanië was.’ Dat laatste is een verwijzing naar Jezus' vriendschap met de zussen Martha en Maria en hun broer Lazarus. Het paradijs, een innige vriendschap als die van Jezus in Bethanië - het contact van de familie met pater Kruitwagen vertegenwoordigde voor Martinus blijkbaar een diep gevoelde geborgenheid.
In een biografische notitie over pater B. Kruitwagen - de b is van Bonaventura - zie ik dat deze franciscaan al vanaf 1903 nauw samenwerkte met de Haagse uitgever en boekhandelaar Wouter Nijhoff, de vader van Martinus. Wouter Nijhoff, zelf zoon van uitgever Martinus Nijhoff (hun uitgeverij Martinus Nijhoff bestaat nog als imprint van Brill in Leiden), had het plan opgevat een overzicht van Nederlandstalige postincunabelen samen te stellen; pater Bonaventura Kruitwagen was niet alleen, zoals in het gedicht, een ‘kenner van het Oude Boek’, maar bracht als mediëvist ook een literaire interesse in, die Wouter Nijhoff kon waarderen en gebruiken. Het resulteerde in het grootse project Nederlandsche bibliographie van 1500 tot 1540, dat pas vanaf 1923 daadwerkelijk kon worden gepubliceerd en helemaal in 1971 werd afgerond. Toen Kruitwagen met Nijhoff ging samenwerken, was Johanna Nijhoff net een jaar bij het Leger des Heils. Vanaf wanneer de pater zo intens met de familie bevriend raakte als verbeeld in het gedicht, is mij niet bekend (er is nog altijd geen biografie van Martinus Nijhoff), maar het ligt voor de hand dat dat niet al te veel later is gebeurd. Het katholicisme kwam dus al vroeg het huis binnen.
Ten slotte heeft pater Kruitwagen de uitvaartmis van Johanna Nijhoff geleid, zo blijkt uit het gedicht, dat als volgt verdergaat: ‘Maar de innigste gedachtenis / die ik in mij bewaar / dagtekent van een dodenmis / met u op het altaar. // Mijn moeder, tijdens de litanie, / is hemelwaarts gegaan, / en mijn vader raakte met stugge knie / voor het eerst de aarde aan.’
Typisch Nijhoff, hoe hier hemel en aarde samenkomen. Maar vooral: hier zie je een andere kant van Nijhoffs christelijke inspiratie. Die traditionele, religieuze hang van hem moet helemaal niet alleen in verband worden gebracht met een vroeg beleefd piëtistisch protestantisme. Het katholicisme met zijn rechtstreekse banden met de vroege kerk speelt een minstens even grote rol. Je vindt het overal in zijn werk terug. Dat was de volgende, en verdergaande, ontdekking die ik dankzij Brinkman deed.
‘Wees hier aanwezig, allereerste geest, / die over wateren van aanvang zweeft,’ begint ‘Awater’. ‘Uw goede oog moet zich dit werk toekeren, / het is gelijk de wereld woest en leeg.’ Het helpt als je dit intypt op een leeg scherm. Het is Genesis 1. Maar het is ook, zoals Brinkman aangeeft, de Latijnse hymne ‘Veni Creator Spiritus’. Het is daarmee bovendien een van de vele plaatsen waar duidelijk wordt dat Nijhoff vooral de brede, oude kerkelijke traditie goed kende, de katholieke traditie die veel meer gekleurd is gebleven door de kerkvaders van de eerste christelijke eeuwen. De manier waarop christelijke motieven en gedachtenlijnen verwerkt zijn in zijn gedichten, zijn Paas-, Pinkster- en Kerst-