geen ethiek? En ethiek, dat is toch niet alleen een zaak van religieuzen? Daarnaast, als de heilige Schrift literatuur wordt, waarin wordt dan het verschil duidelijk met andere grote literatuur? De Bijbel literair vindt Groot slechts een tijdelijke uitweg. Het mag een manier lijken om de metafysische God te omzeilen, uiteindelijk ‘slaat haar godsdienstige betekenis te pletter op de Charybdis van de literaire fictionaliteit’.
Groot gaat voor anker bij het ritueel, de handeling. In een fijnzinnig betoog laat hij zien hoe ook het moderne, wetenschappelijke denken steeds meer naar binnen is gegaan, een vorm van idealisme is geworden, in de wijsgerige betekenis van dit woord. Extreem gezegd wordt de wereld in de moderniteit door ons brein, door onze voorstellingen, geconstrueerd. En wel zo, dat die wereld zich steeds meer aan ons voorstellingsvermogen onttrekt. We kunnen er vrij letterlijk steeds minder bij.
Tegelijk meldt er zich onder onze neus een fenomeen dat hier inbreuk op maakt. Dat is religie. Het hardnekkig voortleven van religie in een wereld ‘die met de vooronderstellingen daarvan korte metten denkt te hebben gemaakt, wijst diezelfde wereld op de tekortkomingen van haar eigen denkkader’.
Groot leeft, meer dan De Boer, met de gespletenheid van de moderniteit. Denkend weten we dat het universum geen thuis biedt - de hemel is leeg. Terwijl we in ons dagelijks leven dit thuis-zijn wel degelijk kunnen ervaren. Hier valt Groot het woord ‘transcendentie’ in. Niet ethisch, zoals bij De Boer, en niet traditioneel metafysisch. ‘De transcendentie die ik op het oog heb is die van Sartre: het loutere bestaan van een materiële wereld die zich uitspreidt aan gene zijde van mijn autonomie.’ Groot is daarom - in zijn denken nog steeds atheïst - onlangs weer ter communie gegaan.
In het Nederlandse taalgebied is nog een derde denker die zich net als De Boer en Groot een spoor baant in het denken over God na het einde van de metafysica. Ik doel op Gerard Visser, schrijver van het prachtige essay Niets cadeau. Een filosofisch essay over de ziel (2009). Visser probeert woorden te vinden voor de ervaring waarmee De Boer zijn essay afsluit. Hij citeert dan een fraaie strofe uit ‘Ego Flos’ van Guido Gezelle (1898):
O neen niet voor uwe oogen
Zou het kunnen dat Gezelles dichterlijke verwoording van het geheim van de vernieuwing van het leven een ervaring is die ons het woord transcendentie te binnen brengt? En misschien wel de ‘code g.o.d.’ ontsluit? Visser komt mijns inziens het verst van de drie genoemde denkers, in het spoor van een middeleeuwse mysticus, Meister Eckhart.
Theo de Boer & Ger Groot, Religie zonder God. Een dialoog. Sjibbolet (Oratio), Amsterdam 2013, 119 blz., €17,95.
Herman Oevermans