Menno van der Beek
Thou shalt not read the Bible for its prose
Bovenstaande titel is een iets samengetrokken waarschuwing, ongetwijfeld ironisch bedoeld, van de dichter W.H. Auden: het is een aanhaling uit ‘Under which Lyre’ (1946). Maar misschien is het wel een bijzonder bruikbaar advies: kan men hen die de Bijbel - die afwisselende en draagbare bibliotheek - terug proberen te brengen tot een lang stuk behapbaar proza, wel in de leunstoel tegenover zich dulden?
In 2004 verscheen De Nieuwe Bijbelvertaling, de nbv, onder de steekwoorden ‘brontaalgetrouw’ en ‘doeltaalgericht’. Duidelijk was daarmee dat de vertaling zich tussen die polen beweegt. De vertaling werd een groot succes in de kerken en onder dagelijkse gebruikers, en wist zich in korte tijd tot de standaardvertaling te verheffen: als nrc Handelsblad de Bijbel een keer citeert, gebeurt het in deze vertaling. De nbv werd door een groep deskundigen en meelezers in een meerjarig project geconcipieerd. Maar het werk kan ook door een enkel hardnekkig genie gedaan worden: Pieter Oussoren deed er dertig jaar over; ook zijn vertaling, de Naardense Bijbel, verscheen in 2004. Zijn vertaling was concordant: woord voor woord, waar maar enigszins mogelijk. Brontaalgetrouw tot en met, tot het punt waar ik deskundigen heb horen klagen over het geweld dat hij het Nederlands soms moest aandoen om er de Hebreeuwse constructies in gewrongen te krijgen. Maar wie de Naardense leest, weet exact wat er stond in het Hebreeuws en Grieks en hoe.
Nu is er dan, wederom van het Nederlands Bijbelgenootschap, de Bijbel in Gewone Taal, de bgt. Niet dat de nbv al aan vervanging toe was, maar ditmaal ligt het accent nog meer op ‘doeltaalgericht’: ‘De meest leesbare Bijbel die ooit in het Nederlands gemaakt is’, zegt de achterflap van het boekje met een eerste proeve van de teksten. Prachtig uitgevoerd, met verhelderende, in subtiel blauw uitgevoerde tussenkopjes, en inderdaad, in zeer duidelijke taal. Valt direct op als men thuis is in het boek en Paulus aan het woord hoort in bijvoorbeeld zijn brief aan Rome, veertiende hoofdstuk:
Geloof je dat je alles mag eten? Prima. Maar denk niet dat je beter bent dan iemand die geen vlees eet. Geloof je dat je geen onrein vlees mag eten? Prima. Maar zeg niet dat het verkeerd is als een ander dat wel doet. Want bij God zijn jullie allebei welkom.