Liter. Jaargang 17
(2014)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
OverstekerHet is een zware, lange dag geweest:
je hebt de hele dag gevochten met een man
die uit zijn mond ruikt, die probeert je been te breken
en die niet loslaat. Jij wilt van hem weten
wat zijn verhaal is, maar hij kan niet anders
dan blijven vechten. Jij mocht echt niet oversteken.
Maar nu zit deze dag erop. En het wordt avond;
de afspraak is, dat jij nu mag passeren;
je loopt het water in, en je gaat kopje onder,
en als een nieuwe man kom je straks weer tevoorschijn
en je zult altijd moeilijk blijven lopen
maar je hebt goed gevochten. Alles ligt weer open.
| |
[pagina 34]
| |
Sotto voceDe eerste vreemde stilte vlak na de geboorte:
de hartslag van je moeder niet meer in je oren
maar ver bij je vandaan en in haar eigen lichaam.
De tweede grote stilte als je vader sterft:
de tijd staat stil. En niets is meer hetzelfde.
Als je zijn graf bezoekt, zal hij je laten praten
alsof je tegen G'd praat. Stiltes laten vallen
waarin de wind dan in de kerkhofbomen ruist.
Je hoofd is groot, en schommelt op je nek. Voorbijgangers
knikken onzeker terug, alsof je vriendelijk geknikt hebt.
| |
[pagina 35]
| |
Canto ostinatoIemand kijkt televisie in de hoop
dat hem een losse regel toe zal vallen
die hij dan voor zijn grafsteen kan gebruiken.
Hij zit vlak voor het scherm. Hij heeft de gids open
maar die is niet berekend op zijn vraag. Hij zal
zijn kansen moeten afwachten en kijken.
Dus zakt hij onderuit. Hij wisselt niet van zender,
maar wacht de zin af die voor hem bestemd is.
Dan komt hij hijgend uit zijn stoel omhoog
en laat zich naar het ziekenhuis vervoeren
waar hij aan een injectie pijnstillers bezwijkt:
zijn beste regel staat. En zal niet snel verslijten.
| |
[pagina 36]
| |
Dark matterMijn vader en zijn vader in een kamer
waar ik de trap voor op moet: dat wordt dus
de kamer met de koekoeksklok in Groningen.
Zijn vader zegt nog niets. Die zit alleen maar
en achteroverleunend blaast hij rustig
een stroom sigarenrook richting de lamp.
Mijn vader zit rechtop en kijkt mij aan: een blik
of ik al weet, waar dit gesprek over zal gaan.
Ik zeg: ‘Er is een zwarte kracht in dit heelal
die alles groter maakt, en die steeds sneller alles
nog groter maakt.’ Ik praat te snel. Gelukkig veert
het kleine houten deurtje van de klok dan open
met een tweetonig fluitje. Ik mag hopen
dat het twaalf uur is. Dat zou ons de tijd geven
te roken en te kijken. En het praten stopt
terwijl de wereld buiten deze kamer groter wordt.
|
|