van de beeldcultuur, door de sociale media ook, die de mens geen rust gunnen voor het verdwijnen dat romans lezen vraagt. Maar dat die slachtofferrol de fiere roman niet past, maakte De Jong me weer eens duidelijk.
Om te beginnen zet hij heel duidelijk uiteen dat verandering van alle tijden is. Ooit werd het schrift uitgevonden. Toen de boekdrukkunst. Nu zitten we midden in de digitale revolutie, die de beeldcultuur laat groeien. Aan het eind van zijn essay vraagt De Jong zich af of we niet moeten toegeven ‘dat wij, gewoontedieren, altijd weer in verwarring worden gebracht door veranderingen, [...] dat we - het begon al bij de stoomtrein - altijd weer te diep onder de indruk zijn van nieuwe technologie.’ Het is niet voor het eerst dat de vraag naar de overlevingskansen van de roman wordt gesteld, en toch heeft de roman al die veranderingen in het verleden overleefd. Dat zou op zijn minst een beetje vertrouwen voor de toekomst moeten geven.
Maar wat is het precies waarin de overlevingskracht van de roman schuilt? Wat is het dat alleen de roman zeggen kan? De Jong concludeert dat het hem erin zit dat je je als lezer hebt te verhouden tot een roman. Dat je je herkent in het bewustzijn van een personage, of juist niet. Dát de roman je toegang verschaft tot het bewustzijn van een ander, en daarmee tot je eigen bewustzijn, dát is wat alleen de roman vermag. De roman trekt je uit het leven van alledag de ruimte van de ziel in. Die betovering blijken mensen steeds weer nodig te hebben, hoe onttoverd de wereld ook raakt. Of is het misschien niet ondanks de onttovering van de wereld maar dankzij die onttovering dat de behoefte aan de roman zal blijven bestaan?
De Jong schetst hoe in de roman voor het eerst de wereld van het intieme werd betreden. Nu lijkt nergens meer een taboe op te rusten, we weten alles van elkaar, en liefst zo snel mogelijk. Zo lijkt het, want de roman komt dieper, veel dieper. Hij reikt naar ‘alles wat we in het dagelijks leven voor anderen verborgen houden, alles wat we voor onszelf verborgen houden [...].’ We lijken alles van elkaar te weten, maar wat weten we nu helemaal? We lijken ook bijna alles te weten over hoe deze wereld in elkaar zit. Maar ook daar springt de roman in een gat dat de onttovering achterlaat: ‘de wetenschap kan ons niet verlossen, en dat is waar we heimelijk altijd naar verlangen: het ongrijpbaar iets dat ons verlost.’
Als geen ander medium is de roman volgens De Jong in staat de meest omvattende blik op het menselijk leven te bieden. De beste romans zijn dan ook die van schrijvers die schrijven over wat ze kennen en het hedendaagse zo kunnen verkennen dat er iets universeels ontstaat. Zo kan het heel goed zijn dat de betoverende roman zelf uiteindelijk het laatste woord heeft. Omdat alleen ín die roman werkelijk iets gezegd kan worden over onze tijd en de kracht van verhalen, en de roman daarmee het beste argument wordt voor zichzelf.
Oek de Jong, Wat alleen de roman kan zeggen. Atlas Contact, Amsterdam 2013, 96 blz., €12,50.
Elizabeth Kooman