Wilke de Braal
Stille schoonheid
Désanne van Brederode herlezen [2] - over de essays Stiller leven (1998) en Modern dédain (2006)
Als tiener projecteerde ik mijn romantische gevoelens graag op de stilste jongen van de klas. Het idee van ‘stille wateren, diepe gronden’ sprak mij erg aan. Er moest een hele wereld achter ‘hem’ schuilgaan, klaar om door mij ontdekt te worden. Maar wat zich onder zijn zwijgende oppervlakte verschool, gaf zich nooit prijs, en hij had het recht om te zwijgen. Afgezien van een enkeling, is dit recht in ons dagelijks leven volgens mij nooit erg populair geweest. We hebben het liever over ‘recht van spreken’. Spreken in de zin van: meepraten, discussiëren, communiceren. Schrijfster en filosofe Désanne van Brederode ziet dit spreken in haar essay Stiller leven, dat eind vorige eeuw verscheen, als een gevaar.
De tekst fungeert zelf natuurlijk net zo goed als een spreekmiddel, bedacht ik tijdens het lezen. Dit essay wil het belang van stilte aantonen met woorden. Maar, toegegeven: met lege pagina's kunnen we ook maar weinig beginnen. Misschien heeft Van Brederode gedacht: om de oorlog te kunnen winnen, moet ik met de vijand heulen. Bovendien, zo benadrukt ze in de inleiding: bewust leven en in navolging van de filosoof Kierkegaard onze innerlijke stem volgen, dat gebeurt niet door het lezen van een boekje, maar in ons eigen leven.
Kierkegaard heeft het ook over ‘openbaar worden’. Dat heeft niets te maken met Andy Warhols ‘fifteen minutes of fame’ die ieder van ons zou moeten hebben, maar veel meer met ‘je roeping volgen als individu’. Wat dat is, en vooral wat niet, probeert Van Brederode in haar essay te laten zien. Het gaat om bezinning, introspectie, het kunnen luisteren naar de sfeer tussen mensen - een terloops zinnetje waar een essay op zichzelf in verborgen zit -, het gaat ook om het openstaan voor de eigen verbeelding, stemmingen, herinneringen en het gevoel. Dat alles wordt overschreeuwd door de roep om van ons leven een verhaal te maken en ons te laten horen in het publieke debat. Zodra we dat als doel zien en niet langer als middel, miskennen we onze innerlijke wereld. Daarbij komt, schrijft de auteur, dat we ons (levens)verhaal zo objectief mogelijk willen vertellen en meteen even voorzien van een psychische duiding. Deze behoefte aan waarheid en echtheid laat zien dat we voor verbeelding geen plaats meer hebben. Ons verstand is overvoerd en onze innerlijke wereld is ondervoed.
In een wereld die door informatietechnologie beheerst wordt, is het vinden van goede voeding voor onze ziel steeds moeilijker, want ook immateriële goederen