| |
| |
| |
Joost Baars
Gedichten
Binnenplaats
het geritsel van bomen is
niet het geritsel van bomen.
het is uw stem. het geritsel
dat altijd hetzelfde is, is niet
altijd hetzelfde. het opent me,
dringt bij me binnen, naar de
plek waar u bent, waar u blijkt
te ontbreken. ineens hoor ik
uw vredig woedende vrede, niet
in het geritsel, maar in het geritsel
dat het geritsel doet klinken,
uit een plek in mij die niet klinkt,
waar de taal waarmee ik dit zeg
niet bestaat, totdat u het zegt, waar
u wordt geboren in het geritsel
van het geritsel van het geruis-
loze ritselen, en mij erin maakt.
| |
| |
| |
Binnenplaats
na deze dag had ik verwacht
u woedend aan te treffen,
over het balkonhek leunde,
met heel mijn zwaar gemoed
kon zijn in u. als de twee flats
kruislings aan uw weerszijden
spreidde u uw armen, en de wolken
in het maanlicht werden kussens
voor mijn duister hoofd. wie bent u,
die zich uit willekeur kan binden
in mijn blik? en wie ben ik
dat ik u zie wanneer ik zie naar u?
| |
| |
| |
Binnenplaats
voor Hans Groenewegen
zoals u daar nu ligt, zoals ik
u nu zie, kalm, placide, vers
aangelegde houtgrindpaden,
tussen aangeharkte perken
door, zo ver verwijderd van
de zee die u ooit was, omvat
door eindeloos veel thuizen,
alsof een lege kom gekeerd
in u is neergezet, zo zwijgt u
als ik bij u ben. zeeën stromen
niet, door wind, bodem, en tij-
stroom stromen stromen door
ik weet niet welke zee die in u
klinkt als stadsgeruis. ik bid
dat u, als ik mijn ramen open,
mij ontthuis, het niet-u zult
ontdrijven dat u overvloedt.
| |
| |
| |
| |
| |
| |
Binnenplaats
u in dit onderlinge niet-
| |
| |
| |
Binnenplaats
ik heb u gezocht en u heeft mij
dat u in mij zoekt? ik volg
uw blik die zich altijd weer richt
op mij, zich altijd weer afwendend,
of ik? kijk, ik ben zonder u
met wat u in mij ziet. u maakt mij
bitter, u verlangt van mij dat ik
iets word dat op u schipbreuk lijdt.
| |
| |
| |
Binnenplaats
soms vliegt in u een parkietje
rond, een fel groengele stip
in grauw. is haar aanwezigheid
gevolg van illegale import?
is zij aan een van ons ontsnapt?
een keer, een zee? aan europese
kusten aanspoelende ziellozen,
kondigen zij aan of af? en wat?
mij liefheeft? of haat u hen zoals
u mij ook haat, mij vraagt
in u te sterven, mij koestert
als uw tegenbeeld, uw zelf-
rook graag als ik bij u ben,
ik weet niet of dat is omdat
|
|