Liter. Jaargang 17
(2014)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Liesbeth Eugelink
| |
[pagina 51]
| |
dat zij hem zal aangeven bij de politie. Als hij eindelijk tot bezinning komt, is het te laat; zijn moeder is dan al door uitputting in de snikhete schuur omgekomen. En in Vanns jongste boek, Goat Mountain (2013), schiet een elfjarige jongen tijdens zijn eerste jacht een stroper neer, en doodt hij op dieronterende wijze een hertenbok. In de romans van David Vann vinden de gewelddadigheden bijna altijd plaats tussen gezinsleden: vader en zoon, echtgenoten, moeder en zoon. De natuur fungeert daarbij telkens als decor voor die verwikkelingen; de omgeving legt de scheve verhoudingen genadeloos bloot en zet ze op scherp. Dit procedé zien we telkens terug: de schrijver voert de spanning van een toch al gespannen verhouding op, door de protagonisten in een extreme situatie te plaatsen. Een geïsoleerde plek - een eiland, het bos, een boomgaard in een vallei - onder extreme weersomstandigheden: kou, hitte, regen. In die wijde natuur creëert hij een ‘enge’ ruimte, in beide betekenissen van het woord: nauw, maar ook angstaanjagend. De blokhut, dat icoon van de negentiende-eeuwse Amerikaanse back to nature-gedachte, wordt tot een ware locus horribilis. Er is overigens een belangrijk verschil tussen het ‘debuut’, Legende van een zelfmoord, en het latere werk. In het eerste boek doet iemand zichzélf iets aan, is er sprake van zelfmoord; in de andere drie boeken gaat het om moord. Het debuut is daarmee, qua plot, tegelijkertijd ‘subtieler’ en wreder. De psychologische motivatie in de andere boeken, hoe verwrongen de relatie ook is tussen de protagonisten, overtuigt minder. Want waarom gaan in Caribou Island en in Aarde de respectievelijke daders niet gewoon weg? Beide protagonisten houden zichzelf gevangen in een relatie waarin ze niet gelukkig zijn. Uiteindelijk zien ze maar één uitweg, namelijk: de aanval naar voren. De door de hoofdpersonen gezochte verlossing kómt, maar ten koste van wat? De catharsis, de bevrijding is van korte duur, en zeer destructief van aard; sociaal gezien, en ook op individueel niveau. | |
ExorcismeVann laat dus in zijn boeken intermenselijke relaties zien waar de spanningen zo hoog opgelopen zijn, dat ze ontaarden in pesten, treiteren, sarren, in marteling, moord en zelfmoord. Zijn romans zitten daarmee, althans zo ervaar ik ze, op de rand van wat nog te verdragen is aan verbeeld geweld. De verklaring voor die geweldsfascinatie heeft, naar eigen zeggen, een autobiografische oorsprong; zij is ingegeven door een jeugd die doordrenkt was van geweld - zijn vader pleegde zelfmoord, en wapens en jagen speelden een belangrijke rol in het gezin. Vann, en zijn personages met hem, probeert zich aan dat gewelddadige verleden te ontworstelen. Zijn boeken zijn daarmee een soort uitdrijving van het | |
[pagina 52]
| |
kwaad, een daad van exorcisme. De uitbeelding van het geweld is geen doel op zich, maar een middel, een manier om verlossing te zoeken, catharsis te bewerkstelligen. De schrijver lijkt daarin geslaagd, want na Goat Mountain, zijn meest recente boek, zal hij, zo zei hij laatst in een interview, positieve boeken gaan schrijven. Of hem dat gaat lukken, blijft natuurlijk de vraag. Zijn preoccupatie met geweld lijkt ook een typisch Amerikaanse obsessie. Zo analyseert hij in Last Day on Earth (2011) de motieven van de school shooter Steve Kazmierczak die op Valentijnsdag 2008 vijf studenten van de Northern Illinois University doodschoot en er achttien verwondde. De auteur plaatst dit in het licht van de Noord-Amerikaanse omgang met wapens, waaronder die van hemzelf. Zo experimenteert hij driftig met de wapens van zijn vader, wanneer hij deze in zijn middelbareschooltijd van zijn overleden vader erft. Een experiment dat heel ver gaat: ‘Ik stelde me van alles voor, zelfs mijn klasgenoten doodschieten. Ik leefde een dubbelleven. Een scholier met alleen maar tienen die [...] in de scholierenraad zat, in de band, sportte et cetera. Niemand zou het voor mogelijk hebben gehouden.’ Toch is Vanns autobiografische verleden en de Amerikaanse preoccupatie met geweld niet het hele verhaal. In zijn fictie is, naast het geweld, een andere lijn te ontdekken, en dat is die van de mystiek. | |
Spirituele zoektochtIn de boeken van David Vann zien we tevens een tendens naar spirituele groei. Zo doen bijna al zijn hoofdpersonen aan abstinatie; door te vasten, door de afzondering op te zoeken en, in latere boeken, door zich bezig te houden met meditatie. De omgeving waarin de verhalen plaatsvinden zijn bovendien steevast plekken waar vroeger de kluizenaars heentrokken: de zee, een eiland, de woestijn. Die spirituele zoektocht wordt steeds explicieter verwoord. In Legende van een zelfmoord is het mystieke element nog erg bedekt; je moet het vooral zoeken in de natuurbeschrijvingen. In Caribou Island zijn de passages al heel wat duidelijker. Zo beschrijft Gary, de echtgenoot, zijn verlangen naar eenwording met de natuur als volgt: Een verlangen van duizend jaar geleden, een verlangen naar atol ytha gewealc, het verschrikkelijke rijzen der golven, en eindelijk begreep Gary het. Als student had hij het niet begrepen omdat hij te jong was, te conventioneel en geloofde dat het gedicht alleen maar over godsdienst ging. Hij had zijn leven nog niet verspild, had nog niets begrepen van het pure verlangen naar wat in feite een soort vernietiging was. [...] De zegen van vernietiging, van het weggevaagd worden. Maar altijd kent hij verlangen, hij die in zee steekt, en dat is het verlangen om tegenover het ergste te staan, een subtiele hoop op een grotere golf. | |
[pagina 53]
| |
Een beeld dat doet denken aan de beroemde houtsnede De grote golf voor de kust van Kanawaga (1832) van de Japanse kunstenaar Katsushika Hokusai. In Aarde zitten veel expliciete verwijzingen naar new age en mystiek. Dat zie je duidelijk bij de hoofdpersoon Galen, die soms bijna in orakeltaal vervalt. Als hij een sloot om de schuur heen aan het graven is, wordt dat bijvoorbeeld als volgt beschreven: Galen wist nu dat het belangrijk was wat hier gebeurde. Dat zijn moeder in de schuur opgesloten zat, was een geschenk. Dit was zijn laatste les. Hier zou hij de onbestendigheid van alle dingen voelen en leren kennen. Dit was zijn rivier. Galen had altijd naar water gekeken, met het idee dat zijn meditatie dezelfde zou zijn als die van Siddhartha [...], maar Galens rechtmatige meditatie was altijd al hier geweest, een meditatie over aarde. Hij voelde [...] een opwinding die hem totaal vervulde. Het lijden, het geweld, lijkt in Vanns boeken voornamelijk veroorzaakt te worden door de omgeving. Maar de schrijver, en de personages steeds meer met hem, weten zelf heel goed dat het eigenlijk het ego is dat lijdt, en dat het dus gaat om een verlossing van hun zelf. Zijn personages willen ontsnappen aan het ik, om een eind te maken aan het lijden. Dat proberen zij te doen door op te gaan in het grotere geheel van de natuur. Pas als dat niet lukt, treedt het geweld in of op, als uiterste noodoplossing. Vann vertoont daarin verwantschap met Oek de Jong die ook aanvankelijk via geweld verlossing en bevrijding zocht. (Zie daarvoor mijn analyse van De Jongs werk in Niets in mij gelooft dat). | |
ZelfverliesMaar wat heeft bovenstaande met mystiek te maken? Is er niet gewoon sprake van gestoord gedrag, van een ziektebeeld eerder dan van een mystiek zelfverlies? De daden van Galen grenzen in zekere zin aan het waanzinnige. Ieder mens zou na dergelijk gedrag worden opgepakt en opgesloten voor de rest van zijn leven. En in de psychiatrie is er bij bepaalde ziektebeelden sprake van een vergelijkbare vernietiging, versplintering van het zelf. Neem bijvoorbeeld deze passage uit het boek The Centre Cannot Hold (2007), het intrigerende levensverhaal van Elyn R. Saks, hoogleraar recht en psychiatrie aan de Gould School of Law in Zuid-Californië, die lijdt aan schizofrenie, en die, door haar grote intelligentie, greep heeft weten te krijgen op haar ziekte. En dan gebeurt er iets merkwaardigs. Mijn bewustzijn (van mijzelf, van hem, van de kamer, van de fysieke realiteit om ons heen) wordt in een oogwenk wazig. Of wiebelig. Ik heb het gevoel alsof ik oplos [...] Het ‘ik’ vervaagt, en het | |
[pagina 54]
| |
vaste centrum van waaruit je de realiteit ervaart, valt uiteen als een slecht radiosignaal. Er is niet langer een stevig perspectiefpunt van waaruit je observeert, dingen in je opneemt, beoordeelt wat er gebeurt. Er is geen kern die de dingen bij elkaar houdt. Willekeurige tijdsmomenten volgen elkaar op. Waarnemingen, geluiden, gedachten en gevoelens vallen uiteen. Er is geen organiserend principe dat de opeenvolgende momenten op een coherente, begrijpelijke manier ordent en begrijpelijk maakt. En het vindt allemaal plaats in slow motion. Deze beschrijving doet denken aan het verlies van het zelf zoals beschreven in mystieke teksten. Zij beantwoordt aan maar liefst vier van de zes kernaspecten van de mystieke ervaring zoals beschreven door C.W. van de Watering: de beleving van het ik en de tijdsbeleving veranderen, de gebeurtenis is zo overweldigend dat zij bijna niet te beschrijven is, en de ervaring is bovendien bijzonder angstaanjagend. Bij Saks is er echter alleen maar deze beleving. Er is niet de sensatie van eenwording, van totale harmonie met de wereld die gelijk op gaat met het zelfverlies, volgens Van de Waterings beschrijving, het vijfde kernaspect van mystiek.Ga naar eind2. In de mystieke ervaring gaat het ‘ik’ op in een groter geheel waar het vervolgens deel van uitmaakt. Het vervagen van de ik-beleving leidt in de ‘disorganisatie’, zoals Saks haar ervaring betitelt, echter tot een verbrokkeling van de wereld. Ook bij Vann lijkt er eerder sprake van een pathologische vernietiging van het subject. Zo beschrijft hij aan het eind van Legende van een zelfmoord, hoe de vader - die per vissersboot op de vlucht geslagen is, omdat hij bang is verdacht te worden van moord op zijn zoon - door de schippers overboord wordt gegooid waarna hij een ontluisterende verdrinkingsdood sterft: ‘De open oceaan zag er ontzagwekkend uit. Overal rezen toppen op, kapseisden en verdwenen weer, hellingen rolden voorbij. Het was niet te geloven dat het gewoon water was, niet te geloven ook hoe diep het zich onder hem uitstrekte. Zijn worsteling leek een eeuwigheid te duren, voor hij verdoofd en vermoeid raakte en water begon te slikken.’ Het angstaanjagende is er, het geweld, de desintegratie, en het gebrek aan harmonie. Ook hier is het zelf niet sterk genoeg om op te gaan in een groter geheel. Toch zien we hierin mijns inziens wel degelijk iets terug van het mystieke pad. Zo is er bijvoorbeeld een opvallende parallel tussen deze passage in Legende van een zelfmoord en een metafoor die Meister Eckhart gebruikt in zijn vijfenvijftigste preek: ‘Als men een druppel in de zee zou laten vallen zou de druppel veranderen in de zee en niet de zee in de druppel. Zo vergaat het ook de ziel: als god haar binnenhaalt wordt zij in Hem veranderd, zodat de ziel goddelijk wordt’ (aangehaald in Meester Eckharts mystiek in de praktijk van C.B. Zuijderhoudt). | |
[pagina 55]
| |
Vann beschrijft het zelfverlies, de destructie van het subject, van het ego, in klassiek mystieke bewoordingen. Want ook in de mystiek is er immers sprake van geweld, wanneer er gesproken wordt over de noodzaak van vernietiging van het zelf, het ego, wil er ruimte komen voor het hogere Zelf dat kan opgaan in God, de natuur, het alles of het niets. Het mystieke pad is niet gedompeld in rozengeur en maneschijn. Er is in de mystieke ervaring een risico op onherstelbare beschadiging van het ego, een risico op een permanente psychose. Vann beschrijft die schaduwzijde van mystiek, het voorstadium, voordat er eenheid en harmonie bereikt wordt. De weg die de hoofdpersonen van Vann afleggen doet daarin denken aan de woorden van de negende-eeuwse Chinese zenmeester Lin-Chi: ‘Als ge de Boeddha ontmoet, doodt hem dan; als ge uw ouders ontmoet, doodt hen dan; als ge uw voorvader ontmoet, doodt dan uw voorvader! Slechts aldus zult ge de verlossing deelachtig worden!’Ga naar eind3. Vernietiging en geweld, met alle risico's van dien, horen bij mystiek als de nacht bij de dag. David Vann laat dat ongeëvenaard zien in zijn boeken. | |
Mystiek en de romanDe verhalen en beelden van zelfverlies (van het subject), die Vann in extremis doorvoert, zien we in veel fictie. Bijna altijd komt er een moment waarin het personage (bijna) aan zijn eind komt, een ervaring die vaak in mystiek aandoende bewoordingen wordt beschreven. Voorbeelden zijn eenvoudig te geven, maar ik zal me beperken tot twee romans die ik de laatste tijd las: Oorlog en terpentijn (2013) van de Vlaamse auteur Stefan Hertmans en Stoner (1965) van de herontdekte Amerikaanse schrijver John Williams. In Oorlog en terpentijn volgt de schrijver, aan de hand van diens dagboeken, het leven van zijn grootvader die eind negentiende eeuw opgroeit in Gent en als jongeman de Eerste Wereldoorlog meemaakt. Als de grootvader op jonge leeftijd in de hoogovens werkt en daar bijna verongelukt, beschrijft Hertmans dat als volgt: Op een dag gebeurt het: de prop zakt weg bij de uitgesleten vuurmond, er zit niet voldoende vochtige aarde in de klaarstaande teil [...]. De vurige stroom gulpt al gauw over de kroes, die hij uit alle macht recht probeert te houden [...]. De vuurstroom gulpt over het bekken; zijn handen lijken verdwenen. Rond zijn klompen zoekt het vloeibare ijzer zijn weg, hij voelt hoe ze kraken onder het gewicht [...] de hitte neemt hem op als een moeder, ze wiegt hem, verdooft hem, het toeren en schreeuwen ebt weer weg. Tot er donkere vlekken verschijnen in het immense, hem lokkende, hemelse licht [...]. Een bijna-doodervaring die, vanwege het visioen, en de ervaring van troost, van eenheid en harmonie, doet denken aan mystiek. | |
[pagina 56]
| |
Williams laat in zijn wonderschone roman Stoner, dat in een vertraagd tempo een heel leven bestrijkt, een mooi staaltje van natuurmystiek zien. De ervaring van eenheid van zijn hoofdpersoon beantwoordt voor honderd procent aan Van de Waterings definitie van mystiek: In zijn kamer was het gloeiend heet. Hij opende het raam naast zijn bureau, zodat er koude lucht binnen kon komen [...]. In een opwelling draaide hij het licht van zijn bureau uit en ging zitten in de hete duisternis van zijn kamer. De koude lucht vulde zijn longen en hij leunde richting het open raam. Hij hoorde de stilte van de winternacht, en op een of andere manier had hij de indruk dat hij de geluiden kon voelen die door het delicate luchtige wezen van de sneeuw werden geabsorbeerd. Boven het wit bewoog niets. Het was een doods tafereel, dat hem leek aan te trekken, zijn bewustzijn leek op te zuigen, zoals het ook het geluid uit de lucht absorbeerde en onder een koude zachte laag begroef. Hij voelde hoe hij naar buiten werd getrokken door het wit, dat zich uitstrekte zo ver hij kon zien, en dat deel uitmaakte van het donker van waaruit het oplichtte, van de heldere en wolkeloze hemel zonder hoogte of diepte. Even voelde hij zich uit zijn bewegingsloos voor het raam zittend lichaam treden. En toen hij zich voelde wegglijden, leek alles - het vlakke wit, de bomen, de hoge zuilen, de nacht, de verre sterren - onvoorstelbaar klein en veraf, alsof ze in een niets oplosten. Toen, achter hem, rammelde er een radiator. Hij bewoog, en het tafereel werd zichzelf. Dit is wat fictie, wat de roman (sic) doet: er wordt volop in gestorven, gedood, vermoord. Naast de bovenstroom - de Bildung van de burger die erin vorm gegeven wordt, de ontwikkeling en groei van de hoofdpersoon onder druk van externe gebeurtenissen of innerlijke dilemma's - is er tegelijkertijd een onderstroom die juist streeft naar de vernietiging van dat personage, het subject; dit heeft de roman, als genre, gemeen met mystiek. |
|