Dionysius de Areopagiet
Fragment [I]
De fragmenten op bladzijden 4, 16 en 26 verschijnen eind dit jaar in Dionysius de Areopagiet. Verzamelde Werken (uitgeverij Christofoor, onder redactie van Michiel ter Horst).
Stel nu dat iemand genegen is de geheiligde beeldsamenstellingen te aanvaarden
omdat het enkelvoudige op zichzelf voor ons onkenbaar en onaanschouwelijk is,
maar toch van mening is dat de beeldbeschrijvingen van de heilige geestwezens
en, om het zo uit te drukken, die hele toneeltent vol engelennamen
in de Schriftwoorden ongepast is
en zegt dat de schrijvers van Gods Woorden, toen zij ertoe overgingen
gestalten te scheppen voor wat volstrekt gestalteloos is,
deze hadden moeten vormgeven en zichtbaar maken met daarbij passende
en zoveel mogelijk daarmee overeenkomende uiterlijke weergaven
[...]
maar nee, ik meen dat het onderzoek naar de waarheid
de hooggeheiligde wijsheid van de Heilige Woorden aantoont,
daar zij bij het vinden van vormen voor de hemelse geestwezens
uit voorzorg vooruitgedacht heeft aan tweeërlei:
om, zogezegd, de goddelijke krachten niet te beledigen
en om evenmin ons te laten steken in de alledaagse laagheid van de beelden.
Van het feit dat met recht vormen worden aangedragen voor wat ongevormd is
en gestalten voor wat gestalteloos is,
daarvan ligt de oorzaak niet alleen, naar men zeggen moet,
in ons onvermogen om ons in onze verhoudingen rechtstreeks te verheffen
tot geestelijk te denken aanschouwingen
en in onze behoefte aan passende, op onze natuur afgestemde, opwaartse leiding
die ons vormen voorhoudt die voor ons bereikbaar zijn
in plaats van vormvrije en bovennatuurlijke beschouwingen
maar eveneens hierin, dat het voor de mystieke goddelijke woorden het meest
passend is
om de heilige en verborgen waarheid van de bovenwereldse geestwezens
door onzegbaar geheime en geheiligde raadselwoorden te verhullen