langs per toeval een essay in handen kreeg van beeldend kunstenaar, filmmaker en schrijver Dick Tuinder, geschreven naar aanleiding van zijn laatste speelfilm Afscheid van de maan, overviel me datzelfde idee. Beide auteurs kenmerken zich door hun zintuig voor symboliek, maar zonder dat ze wegzweven, genietend van hun kunsten, van hun vondsten, van hun o zo mystieke, hoge inzichten. Integendeel. De waan van de dag gaat hun zozeer ter harte, dat ze er noch van willen wegvluchten, noch tegen vechten; ze ‘lezen’ de weerbarstige werkelijkheid zoals je Dionysius kunt, of moet, lezen. Met eerbied voor de zwaartekracht, de modder. Het gemodder.
Alle opwaarts strevende, naar kennis, inwijdingen, eenwording en verlichting verlangende mystiek, produceert niets meer dan het geluid van een dreunende gong, of een schelle cymbaal. Je kunt spreken met de tongen van engelen en mensen, maar zonder de liefde is er niets. En die moet hier in het ‘ondermaanse’ vorm krijgen, tussen gewone stervelingen.
De hogere, diepere andere werelden winnen aan betekenis en waarde, waar we ze menselijk laten worden. Kunstzinnig. En ze behalve een geest, ook een hart geven, een ziel, een gezicht. Een stem.
In den beginne was het woord, en het kan roepen, fluisteren, zingen.
Ons noemen bij onze diepste naam. Maar dan moeten we wel leren hoe te luisteren, met meer dan onze oren alleen. In plaats van de extase: de ‘instase’. Eindelijk.
Désanne van Brederode