kerk gevonden heeft. De dood van de dochter versnelt het uit elkaar groeien van de twee ouders, die zich elk tot het verlies moeten zien te verhouden, gelovend en wel.
In een interview in Kunststof - zie de link op leesliter.nl - zegt Akkerman zich te hebben afgevraagd waarom hij dit boek over zijn geloofsweg zou moeten publiceren. Er waren hem tenslotte al zoveel schrijvers voorgegaan, bijvoorbeeld Maarten 't Hart en Jan Siebelink. Akkerman had zijn eigen motieven, maar de belangrijkste reden waarom ik blij ben dat hij over dit thema schreef, noemt hij niet. Anders dan veel van zijn voorgangers is Akkerman een blijver. Hij hangt een geloof met gaten aan, maar een geloof is het wel degelijk. ‘De gaten in het geloof van mijn jonge jaren worden groter, en ik laat dat zo. Ik wil ze niet vullen met de goedkope plamuur van de alleswetende orthodoxie, maar ik wil ze ook niet groter laten worden dan God zelf.’ Over zo'n weg binnen het geloof, een herijking van het geloof, is nog veel te weinig geschreven.
Donderdagmiddagdochter is een ontroerend oprecht boek. Akkermans stijl is registrerend, kaal, daardoor tegelijk afstandelijk en ontzettend dichtbij. Want alle emoties die hij niet benoemt, dringen des te beter door. Hij besteedt overal weinig woorden aan, maar het zijn er genoeg om over te brengen wat zo moeilijk zegbaar is. Neem dit: ‘Ik ben jaloers op het onbekommerde geloof van de kerkgangers en ook op het onbekommerde ongeloof van de kerstboombezitters, maar hoe ik zelf onbekommerd moet worden, weet ik niet.’ Daarmee is het verlangen neergezet. Hij ontdekt dat hij vooral weet wat hij niet gelooft, steeds wanneer hij wordt geconfronteerd met wat anderen geloven. ‘Het kost me ook moeite het aan mezelf toe te geven, maar het is niet anders: ik denk dat God er is en verder weet ik het niet.’
Daar waar ik makkelijk dichtsla als mensen me vragen wat er dan nog overblijft, waarom je dan niet ophoudt met geloven, heeft Akkerman een voorzichtig antwoord, aangevuld door de belijdenis van Dostojevksi in De gebroeders Karamazov: ‘Als er geen God is, is er geen deugd, en is alles geoorloofd.’ Auschwitz, bijvoorbeeld, is voor Akkerman geen reden om te stoppen met geloven. Dit is kwaad, daar is niets relatiefs aan. En als goed en kwaad niet relatief zijn - voor de een zus, voor de ander zo, vroeger zus, nu zo - dan moet er iets zijn dat buiten de mens om gaat, of dat boven de mens uitstijgt. Voor Akkerman is dat God.
Al terugdenkend aan zijn jeugd, al reflecterend en herijkend, komt Akkerman tot een inzicht dat me diep christelijk lijkt. Als ik voor mijzelf ruimte eis om op mijn manier in het geloof en in het leven te staan, moet ik die ruimte zeker aan de ander gunnen. Voor Akkerman is die ander zijn vrouw. ‘Het allerbelangrijkste voor de één is niet het allerbelangrijkste voor de ander - daar is de ander een ander voor, zegt de zielendokter. “Als je dat niet ziet, bemin je niet de ander, maar jezelf in de ander. Dat werkt niet. Heb iemand anders lief dan jezelf.” Een keiharde, goddelijke en onmogelijke opdracht.’ En toch gaat Akkerman die opdracht aan. Daarmee wordt dit een bijzonder boek. Het kind gaat. Het geloof blijft. En het huwelijk blijft. Dat alles is echt gebeurd en bovendien heel geloofwaardig.
Stevo Akkerman, Donderdagmiddagdochter. Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2013, 160 blz., €16,95.
Elizabeth Kooman