De Schelde wordt de Jordaan
De muziek van Broeder Dieleman is kaal: geen bombastische arrangementen, maar meestal slechts één instrument (gitaar, banjo) dat de zang van de broeder begeleidt. Broeder Dieleman heeft daardoor voor mij veel weg van een troubadour. Hij brengt ons zijn teksten en de muziek is daarbij ondersteunend.
Broeder Dieleman komt uit Zeeuws-Vlaanderen, zingt in het Zeeuws en de setting van de liederen is die van het Zeeuwse platteland. De plaats wordt meestal aangeduid met ‘de polder’, een omgeving waarin de oogst van het land wordt gehaald, waar de reigers en de kiekendieven vliegen, waar we wilgen en vlierstruiken zien groeien.
Dat landschap is in zijn soberheid idyllisch. Broeder Dieleman heeft elementen die kunnen storen eruit geweerd. Zo is er nauwelijks geluid en zeker zijn er geen knetterende brommers of speakers waaruit muziek schalt. Je krijgt vooral beeld, waar je in stilte naar kunt kijken.
Het lijkt me een geïdealiseerd landschap, ergens uit het verleden. De oogst wordt niet met grote trekkers, maar met paarden binnengehaald en een boer die groet doordat hij stilstaat en zijn pet afdoet, kom je in 2013 ook niet vaak tegen.
Het lijkt Broeder Dieleman dan ook niet te gaan om het letterlijke landschap. Dat is wel het startpunt, en bij elk lied blijkt de liefde voor dat landschap, maar het krijgt een lading waardoor het zichzelf ontstijgt.
Het duidelijkst blijkt dat in het lied ‘Zilverspa’. Daarin delft een man een graf. Dat is een beeld dat vaker voorkomt op de cd en dat is niet zo vreemd; Broeder Dieleman was ooit zelf grafdelver. Zeven kilometer verder vaart er een schip over de Schelde, wat wel de Westerschelde zal zijn. Met de zilverspa in de hand gaat de man naar het strand: ‘Aan het einde van de weg / op het strand bluuv'n we staan / Er is een pad van licht op 't water / waarlangs dat schip moet gaan. / Wie kan er ooit snappen / wat je in de verte ziet / Wel hoor ik duzend engelen / Ze zingen je een lied.’
In het refrein hebben we dan al gehoord dat de Schelde de Jordaan wordt en we hebben ook al ‘het beloofde land’ voorbij horen komen. De Jordaan, een pad van licht, engelen, het beloofde land - dan moeten we wel aan de Bijbel denken. Niet voor niets vliegt er in het lied een pelikaan rond, een traditioneel symbool voor Christus. Voor mij riep het lied het beeld op van verwachting van het einde der tijden. Het lied eindigt met: ‘En ik zie dat je verdwient / waar het eerste licht nog schient / Alle tekens ooit gezien / kriegen waarde nu misschien.’
Ik zie de grafdelver daar staan, met zijn zilverspa in de hand, klaar voor de nieuwe aarde. Hij heeft de tekenen verstaan: de Schelde is voor hem de Jordaan geworden, de overkant het beloofde land, de vogels zijn engelen geworden. Het kan niet lang meer duren. Hij kijkt over het water, vol verwachting.
Dat einde der tijden is ook duidelijk aanwezig in ‘Polderevangelie’: ‘Ik wil d'r bie zien as de lucht ier opengaat / As de man mee zijn trompet bie 't kerkhof staat.’ In die tekst hangt het kwaad als mist over het land, maar degene die in het lied aangesproken wordt loopt door alsof er niets aan de hand is: ‘Aan 't eind is er een beter oord’. Ook hier is er de verwachting van een betere wereld.
Die verwachting klinkt door in bijna alle liederen. Bijvoorbeeld in ‘Sneeuw’. Dat begint met het delven van ‘een mooi recht graf’ en daarna begint het wachten, ‘op wat de lucht op ons loslaat’.