Het christelijke mysterie
Zowel in fictie als in theologie staat voor O'Connor de incarnatie centraal. Zo schrijft ze in ‘Het wezen en het doel van fictie’ dat ‘fictie nu juist een kunst is van het belichamen’ (‘[...] fiction is so very much an incarnational art’). Om fictie als incarnatie te begrijpen, is het goed om na te gaan wat centraal staat in O'Connors geloof en wat zij ‘het christelijke mysterie’ noemt. Met deze uitdrukking refereert ze aan de dood van Jezus Christus aan het kruis, zijn wederopstanding en de wijze waarop een katholiek deze gebeurtenis begrijpt in zijn of haar individuele leven. Dat God stierf voor zijn mensen en hen daarmee genadevol redde van hun zonden, vond niet plaats buiten de geschiedenis. Door mens te worden in Jezus Christus plaatste God zichzelf in de geschiedenis van mensen. Deze ‘vleeswording’ - incarnatie - van God is voor O'Connor daarom de ultieme realiteit. De incarnatie opent volgens haar een nieuw perspectief op de werkelijkheid: ‘God werd niet alleen een mens, maar Mens. Dit is het mysterie van de redding, en onze verlossing wordt op aarde uitgewerkt als we elkaar liefhebben, Christus zien in elkaar, etc.’
Dit mysterie kan volgens O'Connor niet volledig worden doorgrond door de ratio en kan nooit uitputtend worden uitgedrukt in dogma's - theologische leerstellingen over de incarnatie en verlossing. Hoewel dogma's ons kunnen leiden naar het mysterie van Gods vergeving en verlossing, moeten ze nooit worden overgelaten aan de rede alleen, afgezonderd van geloof en ervaring. Volgens O'Connor omvat het concept ‘rede’ daarentegen zowel het geloof als de verbeelding en de waarneming. Ze bepleit steeds weer - tegen de toenmalige tijdsgeest in - dat materie en geest niet gescheiden moeten worden, net zomin als natuur en genade, of filosofie en religie. Deze scheiding heeft volgens haar uiteindelijk een moreel nihilisme veroorzaakt, waarin de categorieën van goed en kwaad er niet meer toe doen: ‘Het morele besef is uit bepaalde gedeeltes van de bevolking weggebroed, zoals de vleugels van sommige kippen zijn weggebroed zodat ze meer wit vlees produceren. Dit is een generatie van vleugellamme kippen, dat bedoelde Nietzsche, denk ik, toen hij zei dat God dood is.’
Om moreel verval en nihilisme tegen te gaan, is het belangrijk zowel te erkennen dat mensen neigen naar het kwade, als dat mensen daarom Gods genade nodig hebben. Het herstel van de rede, in de brede, eigenlijke zin van het woord, is volgens O'Connor noodzakelijk om de menselijke ziel met haar waarden in goede conditie te houden. Deze rede kan haar geëigende positie terugkrijgen door de verbeelding, de perceptie, het geloof en de rede (in de nauwe betekenis) samen te brengen. Kunst is de plek bij uitstek waar dit herstel plaats kan vinden. Kunst is, stelt O'Connor met een verwijzing naar Thomas van Aquino, ‘rede in wording’.