We moeten kort zijn
We moeten kort zijn. Dit is een stukje voor ‘Maatwerk’, dat ik al bijna een jaar voor me uit schuif. Over Pier en oceaan valt te veel en uit te veel hoeken te vertellen. Had mijn fietstocht gisteren langer geduurd, dan was ik misschien wel tot over de vijftig invalshoeken gekomen om iets te zeggen over dit prachtige boek. Ik beperk me nu tot het aanstippen van enkele daarvan.
Veel mensen vertelden mij dit kolossale werk van Oek de Jong zo prachtig te vinden, maar ik werd wat achterdochtig op het moment dat zij het hadden over de herkenbaarheid. Zou dat het zijn? Vonden die mensen, vooral mannen van zestig, en meestal uit een protestantse hoek, het zo prachtig omdat ze door een verdacht vertrouwd fotoalbum zaten te bladeren? Ach, de schok der herkenning kan geen kwaad, maar als dit het enige is dat erover gezegd kan worden, maakt het van Pier en oceaan een gelegenheidswerk. Dat wil ik niet horen.
Dus vroeg ik het anderen: jonge mensen, godverlaters, stedelingen, meisjes, jongens. En ja, ze vonden het allemaal een prachtig boek. Waarom?
Dina wordt dikwijls genoemd, de moeder van hoofdpersoon Abel. Zij is een gekwelde, stevig gefrustreerde vrouw, een moeilijke vrouw, zielig, niet te helpen, iemand om wanhopig van te worden, maar zo indringend getekend. Zij is in het oeuvre van Oek de Jong een zus van Lin uit Hokwerda's kind. Tegenover Dina staat vader Lieuwe. Tegenover omdat het tussen die twee maar niet wil boteren. Dat is hun lot. En doe Lot dan maar met hoofdletter. Het is Dina die Lieuwe ooit heeft overrompeld, het is Dina die hem afstoot. En Lieuwe, in potentie een vrolijke levensgenieter die graag met zijn eigen dingen bezig is, maar ook wel snapt dat dit niet altijd kan en die zich daarom toch maar richt op Dina of de kinderen, hoewel hij juist een leuk Schubertiaans motiefje in zijn hoofd heeft waar hij graag iets mee zou willen doen, deze Lieuwe wordt in tegenstelling tot Dina tamelijk karikaturaal getekend. Zo luidt ook een vaker verkondigde kritiek. Ik las het boek twee keer en sommige delen drie keer en het vreemde is dat de vader, hoe negatief neergezet ook, me juist helemaal niet onsympathieker wordt. Dat heeft ongetwijfeld met het perspectief te maken.
Er is een alwetende verteller die heel soepel van de ene naar de andere persoon glijdt. Ja, glijdt, want de perspectiefwisselingen zitten geraffineerd in elkaar. Abel heult met zijn moeder, net als de andere kinderen. Er is, zo lijkt het, een symbiotische relatie tussen moeder en kinderen, in elk geval tussen moeder en Abel, al lijkt de relatie tussen Dina en haar tweede zoon nog hechter. Hoe dan ook: vader Lieuwe wordt gediskwalificeerd door zijn gezin. Zijn ijdelheid, zijn valse bescheidenheid en preoccupatie worden hem nadrukkelijk aangewreven, maar een beetje lezer zal de vooringenomenheid van dit standpunt doorzien.
Ik heb nu dus de herkenbaarheid, de indringende, naturalistische beschrijving van de moeder en het geraffineerde perspectief als kwaliteiten.
Over de verteller wil ik nog iets kwijt. Ik zal geen namen noemen, maar de afgelopen maanden las ik een paar boeken waarin de historiciteit van het verhaal in allerlei bijzinnen gepropt werd. Dat maakt de leesbaarheid van een roman of verhaal er niet beter op: zinnen worden te ingewikkeld en de loop van het verhaal wordt opgeofferd aan allerlei informatie die een blijkbaar goed gedocumenteerde auteur de lezers niet wil