Grote dichters onder elkaar
De dichter Elisabeth Eybers werd in het begin van de twintigste eeuw geboren in Transvaal, in Zuid-Afrika, en toen ze ongeveer op de helft van haar tweeënnegentigjarige leven was, ging ze in Amsterdam wonen. Hoewel ze tot de grote Nederlandse dichters gerekend wordt, en de P.C. Hooftprijs won, bleef ze in het Afrikaans schrijven. Proza kwam er vrijwel niet uit, alles wat ze meemaakte en dacht werd omgezet in poëzie: strak op ritme gezet, met een fijn gevoel voor klank, en met een scherp oog voor wat er in de ziel gebeurt. En altijd met een wat ironische ondertoon, waar ze toch nooit haar grote liefde voor het menselijk bedrijf achter kon verstoppen. De bedenker van grote systemen was ze niet, en de zoeker naar de abstractere waarheid evenmin. Emily Dickinson, haar grote Amerikaanse voorganger, was dat wel, maar grote dichters onder elkaar, dat komt vanzelf weer goed. Als Eybers over Dickinson schrijft in ‘Emily Dickinson’, blijkt dat ze haar begrepen heeft: ‘Haar wete, ons vir ons gepuur uit pijn / kon sy niet opweeg teen die wysheid wat / verhandelbaar en goedkoop is en glad: / later het sy nie meer op straat verskyn. // Die jare het niks van buite af ingebring; / die smal, intense liefde van 'n vrou / waarvoor geen afset was het sy behou: / wonder, verlatenheid en duiseling. // Haar eensaamheid was geen verskansing maar / in stygende stoutmoedigheid 'n swewe / om deur die raamwerk van die heelal te staar; // deur donker skagte het sy afgedaal / tot diepverborge bronne om die lewe / kristalgewyse, helder op te haal.’
Zelf bleef Eybers dichter bij huis, qua onderwerpen dan: bleef Emily haar hele leven in haar vaders huis aan haar piepkleine bureau zitten om in het heelal te staren en daar wonderlijke verzen over te schrijven, Eybers leefde in drie talen en twee werelddelen, maar keek vooral naar binnen. Neem een paar regels uit haar ‘Requiem’ bijvoorbeeld, voor haar lief: ‘het ek 'n kwarteeuw lang sy slaap gedeeld / luister ek snags weer na sy asemhaling [...] / in die vervulling van sy dure taak: / mega-insameling vóór asemfaling.’ Dan zie je haar in het grote bed wakker liggen, naar haar zwaar ademende zieke lief luisterend. En met de slotregels zet ze zichzelf en haar lief dan weer op de grond, zonder iets van het lieve af te doen: ‘Dit is nie alles nie. Hy was ook sag / en vriendelik en kon vroeër aansteeklik lag.’
Als Eybers overstapt naar een andere taal - in dit boek staat ook een enkel door haar in het Engels vertaald gedicht van haar hand - klinkt het gelijk heel anders: ‘Opvallend dat liefdesverdriet / jou kroon met soveel krediet’ wordt in de Engelse tegenhanger ‘So much: remarkable that you should merrit, / by suffering love, so much credit.’ Zelfs in deze losse regel heeft de Afrikaanse versie een spankracht die de Engelse mist. Gelukkig schreef Eybers niet al te veel Engels, en gelukkig schreef ze niet in het Nederlands, maar in haar moedertaal. Want in het Afrikaans is ze weergaloos.