open mond naar het vroege journaal zitten kijken, haar vingers brandend aan de kop thee die ze vasthield. ‘Wat heeft die gozer gedáán?’
Blaauw had de radioredactie niet gemeld dat hij Bakker in het verleden ooit gesproken had. Dat was niet relevant, vond hij. En verder wilde hij er niet over denken. De redacteur had hem op zijn mobiele telefoon gebeld om te vragen of hij zijn visie wilde geven, zo helder en bondig mogelijk. Dat was alles. Meer niet. Maar op de terugweg uit de studio, lopend door het omroepgebouw, had Blaauw zich met een onmiskenbare steek gerealiseerd waarom hij dat niet had willen vertellen. Hij had Melle Bakker niet onsympathiek gevonden. Aardig zelfs, en scherp.
Met Robin zat hij achter het huis te eten. Aan de andere kant van de schutting hoorde hij de buren praten. Ellis speelde in het gras met een teiltje water en campingbekers. De zwaluwen kwamen zo schril overgevlogen dat het leek alsof er een auto met een versleten v-snaar door de buurt reed. Natuurlijk ging hun gesprek over Melle Bakker. ‘Ik weet het nog goed,’ zei Robin. Ze zuchtte vanachter haar volle bord.
‘Als je het er niet over wilt hebben, moet je dat zeggen. Maar je begint er zelf over,’ zei hij. ‘En ga toch eens rechtop zitten.’
Robin hield haar blik gericht op een plek onder de tafel, waar haar gedachten zich hadden verzameld. ‘Ik zeg toch helemaal niet dat ik het er niet over wil hebben. Maar dat jij hiervan je dagelijkse werk maakt, betekent niet dat dit voor iemand anders niks voorstelt.’
‘Ik zeg niks.’
Robin kletterde haar bestek neer en kwam overeind. ‘Je zegt wel iets.’
‘Wat zit je dwars dan?’
‘Dat ik hem van vroeger ken, dat wij Ellis hebben, dat het zo erg is wat er is gebeurd. Misschien wel dat het een bericht op het journaal is. Dat verdient het niet. Dit is niet zomaar iets waarvan je een nieuwsitem maakt met twee zinnen en drie beelden. En één mening.’
‘Vind je het goed dat ik wel dooreet?’, vroeg Blaauw, terwijl hij één van zijn laatste happen in de mond stak. Hij stond op en pakte Ellis van de grond. Hij knuffelde haar en gaf haar een kus op haar wang.
‘Volgens mij vindt ze het niet prettig wat je doet,’ hoorde hij Robin zeggen. Maar hij bleef haar vasthouden. ‘Zet haar gewoon even neer,’ hield ze vol. ‘Bij de kinderopvang hebben ze ook al de hele tijd met haar gezeuld. Laat haar nou maar gewoon.’
Met zijn dochter in zijn armen keerde hij zich om. ‘Ik mag toch zeker wel mijn dochter even vasthouden,’ begon hij. Maar direct daarna zette hij Ellis met een bons terug op het gazon. ‘Het is ook wel goed.’