bouw waarin hij al zijn herinneringen een plek geeft en die hij daar op elk gewenst moment uit tevoorschijn kan halen. Babel, begin ik te denken, dat is toch de plek waar de mens in verwarring raakte, waar de Jood voor het eerst Jood werd? En is Babylon niet de plek waar de diaspora begon? Het steeds terugkerende thema in dit boek is niet voor niets het Joods-zijn van de familie Hollander en hoe dat ervoor zorgt dat ze steeds weer hun koffers oppakken.
Maar de toren zit niet alleen in Nathans hoofd, en dat is het leuke van dit boek: hij is er ook echt. Een toren van meubels die als een barricade is opgericht in het trapgat in het huis van oom Herman. Midden in de toren hangt een piano die alleen naar beneden gekregen kan worden door de touwen door te laten snijden en hem te pletter te laten vallen op de stenen vloer. De antieke meubels moeten één voor één de kachel in, om Nathan en Nina te laten overleven. Eeuwen geschiedenis gaan er zo in een paar dagen doorheen. Maar tegelijkertijd krijgt Nina daar, of ze nu wil of niet, honderden jaren familiegeschiedenis voor terug. Nathan heeft zijn overleden oom namelijk beloofd diens biografie te schrijven in ruil voor het huis, een biografie die natuurlijk veel meer vertelt dan het leven van oom Herman alleen.
Als Nathan en Nina zich door de barricade van meubels omhoog werken, blijkt op Nathans oude kamer een pop te hangen die voor Nathans lijk moet doorgaan. In de logeerkamer wordt Nathan buiten westen geslagen door een zak met zand die op vernuftige wijze aan de binnenkant van de deur is bevestigd. Door wie? Net wanneer je denkt dat het niet meer realistisch is, blijft Möring onbewogen en overtuigend doorvertellen. Als tienjarig jongetje krijgt Nathan voor het eerst nachtelijk ‘bezoek’ van oom Chaïm en neef Magnus. De eerstgeboren zonen uit het geslacht der Hollanders zijn ‘niet van zichzelf en niet van hun gezin’, zo vertellen zij Nathan. Ze zijn van God. Goed, zegt Nathan. Hij vindt dit alles heel gewoon. Vanaf dat moment reizen zijn verre voorouders zijn hele leven met hem mee en kunnen ze overal zomaar opduiken. En dan converseren ze samen, of oom Chaïm vertelt verhalen over heel vroeger.
Het wonderlijkste personage in dit boek is misschien wel Nathans jongste broer Zeno. Nathan beschrijft hoe diens geboorte alles veranderde: ‘[...] het was alsof ik in de wind stond en alles om mij heen bewoog en opstoof en ik daardoor niet werd geraakt, alsof niemand mij nog zag’. Van een kind dat niet praat wordt Zeno een tiener die van zijn kamer stiekem een curieuze bibliotheek maakt, en weer later verandert hij in een profetisch figuur die het einde predikt en massa's mensen tot zwijgen weet te brengen. ‘En de wereld zal terugkeren tot de eerste stilte, als in het eerste begin.’ Zeno is een personage dat je bijblijft, nadat je de roman uit hebt, maar die ook Nathan en Nina niet loslaat. Iemand over wie je niet uitgedacht raakt. Hij is ‘sitra achra’, zegt oom Chaïm. De vernietiger. Hij is ook