De dood van een drinker
De Oostenrijkse schrijver Joseph Roth dronk zich dood in 1939. Hij had een niet gemakkelijk leven achter de rug: zijn vrouw kwam in een inrichting terecht, waar ze omgebracht werd door de nazi's, hij zwierf daarna door Europa, nergens meer thuis. Intussen schreef hij wel een stel boeken die driekwart eeuw later nog steeds leesbaar zijn. Radetzkymars (1932) is een van de bekendste.
Een van de laatste verhalen die Roth schreef was ‘De legende van de heilige drinker’. De dakloze Andreas Kartak krijgt op een dag tweehonderd francs. Als man van eer wil hij die niet zomaar accepteren, maar de gever verzekert hem dat hij het geld altijd terug kan geven, als zijn geweten hem dringt. Hij kan het geld op zondag na de mis overhandigen aan de priester in de kapel Saint Marie de Batignolles. ‘Als u het al aan iemand schuldig bent, dan aan de kleine heilige Thérèse,’ zegt de gever.
Vanaf dat moment verandert het leven van Andreas: hij ontmoet mensen uit zijn verleden en hij zit nooit meer helemaal zonder geld. Hij kan overnachten in hotels, terwijl hij daarvoor onder de bruggen van de Seine sliep. Maar elke keer als hij het geld terug wil geven, komt er iets tussen. Uiteindelijk sterft hij, in het bijzijn van de kleine heilige Thérèse. ‘God geve ons allen, ons drinkers, een zo vlotte en zo mooie dood!’ Zo besluit Joseph Roth zijn verhaal.
De legende van de heilige drinker is nu uitgekomen als boekje. Het is gezet in een grote letter en telt maar liefst tachtig bladzijden. Deze uitgave is rijk geïllustreerd met tekeningen van Bert Dekker. Alle dialogen zijn als strip weergegeven en daarnaast zijn er nog heel wat tekeningen toegevoegd. Soms beslaan die tekeningen een complete pagina.
De tekeningen van Dekker zijn onderkoeld. Hij heeft een heldere manier van tekenen: strakke lijnen, geen gebruik van kleur. De emotie is zoveel mogelijk onderdrukt en dat past goed bij de manier waarop Joseph Roth zijn legende schreef: op een zakelijke manier, alsof hij een reportage schreef over het laatste deel van het leven van Andreas Kartak.
Bij eerste lezing volgde ik vooral het verhaal, waardoor ik min of meer over de tekeningen heen ‘las’. Pas bij het terugbladeren viel me op hoe effectief de tekeningen zijn; ze ondersteunen het verhaal en staan het nergens in de weg.
Over het verhaal kun je nog een tijdje nadenken. De man die Andreas geld geeft, is een geheimzinnige heer. Hij zegt dat hij Andreas de weg zal wijzen en blijkbaar doorziet hij hem: ‘Ik zie wel dat u heel wat fouten begaat. Maar God stuurt u op mijn pad.’ De man is christen geworden nadat hij het verhaal van de heilige Thérèse van Lisieux heeft gelezen. Thérèse wilde al op heel jonge leeftijd het klooster in, maar men vond haar te jong. Zelfs bij de paus vond ze geen gehoor. Uiteindelijk trad ze toch in, maar stierf al toen ze zesentwintig was.
Hoe komt het dat het leven van Andreas zo verandert? Joseph Roth heeft het ergens over ‘de voorzienigheid - of zoals minder gelovige mensen zouden zeggen: het toeval’ en laat dus in het midden of er sprake is van leiding of van een bizarre samenloop van omstandigheden.
De kleine Thérèse is ook een merkwaardige figuur. Als ze Andreas in een droom verschijnt, ziet ze er zo uit als hij zich jaren daarvoor zijn eigen dochter heeft voorgesteld. Maar hij heeft geen dochter.
Toen Roth deze ‘legende’ schreef, was hij in zijn laatste levensjaar. Aan het eind van