Aan de rand van de poel op haar dunne sokkel volmaakt
ligt een ei, een en al smeuïge glans in bronzen verstilling.
Maar toch, die slanke opening opzij werpt onweerstaanbaar
een ander licht op de zaak. Europa en de stier
leest ze erbij. Het ei is koningsdochter, meisje. Zeus
is stier, tot over zijn oren in liefde. In de mythe, ach ja,
als zij argeloos spelend zijn heerlijke rug berijdt
zwemt hij met haar helemaal naar Kreta, verleidt haar
men zegt onder een plataan. Zij baart hem drie zonen.
Toch heeft in Sneek een beeldhouwer een stier gebroken,
denkt een dichter, in Sneek knielt een stier voor een ei,
dat heel gewoon op haar sokkel ligt, in het gras naast de plas.
Tot het af is
In de grenzeloze ruimte die
mogelijkheid heet, licht een lijn op
die oplucht, uitvoerbaar ontwerp
wordt in marmer of hardsteen.
Doordat de beeldhouwer zijn beeld
houwt uit een vierkant blok, dat als
eenheid beschouwt en daar omheen
werkt. Doordat hij laag voor laag
verwijdert zonder zich in details te
vermeien. Doordat hij zijn beeld wel
honderd keer modelleert - vage
omtrekken worden voller, ronder,
levend. Doordat hij elk stadium
zorgvuldig beschouwt en overdenkt.
Daardoor laadt hij zijn beeld met
steeds nieuwe kracht. Het beeld heet:
Een beeldhouwer ontsluit zijn bron onder de woestijn of slaat water van steen uit de akker die braak ligt. Halleluja! De hond schudt zijn eerste regenboog uit de druppels, geurige sneeuwballen hangen al aan de struiken, het personeel wiedt en raast langs het gras.
Zo langzaam mogelijk schrijft een dichter zijn laatste gedicht. Hij schrijft: ik zie fragmenten, fragmenten van fragmenten en details die zich diep in mijn keel planten, over mijn beeldscherm galoppeert een stenen optocht (details), een roze karavaan, wij komen geheid bij je aan, zingt de karavaan.
Als het af is
schrijft de beeldhouwer de dichter:
de avond schemert over de velden