Liter. Jaargang 16
(2013)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
aan Wim Hazeus biografie van Marten Toonder, een Bommelglossy, een expositie in het Letterkundig Museum en zelfs een heuse Marten Toonder-app. In dat jaar zag ook het boek Bommel en Bijbel van Klaas Driebergen het licht. Wellicht kent u hem nog: hij schreef voor dit tijdschrift het artikel ‘Marten Toonder en het calvinisme’ (nr. 56, december 2009). Om eerlijk te zijn: aanvankelijk stond ik enigszins sceptisch tegenover dit boek. Waren er tenslotte niet al talloze interviews, artikelen en boeken verschenen over de visie van Toonder op religie en spiritualiteit? Bovendien was nét de biografie verschenen, waarin Toonders levensverhaal en zielenroerselen uitgebreid aan de orde komen. Uit dit alles wisten we al dat Toonder meer geloof hechtte aan yin en yang dan aan de christelijke levensbeschouwing. Zou het boek van Driebergen de geest op dit punt nog wel kunnen slijpen? Tegelijkertijd moest ik denken aan de ongemakkelijke spanning die ik had gevoeld, toen ik in de vijfde klas een boekbespreking over De Bovenbazen voorbereidde. Het Bommelverhaal over de hebzucht en ellende van de rijksten der aarde hield een hilarische, maar ook ernstige spiegel voor: geldzucht is de wortel van alle kwaad. Tot zover was mijn gereformeerde hart gerustgesteld, maar ik bleef piekeren over de vraag waarom de twee grootste gemeneriken in het verhaal ‘Amos’ en ‘Nahum’ heetten. Een echt antwoord op die vraag kon ik niet fabriceren. En die ongemakkelijke spanning weet Driebergen in Bommel en Bijbel opnieuw op te roepen. Want waar Wim Hazeu in zijn biografie slechts in een paar penseelstreken weergeeft dat Toonder in zijn strips ‘meermalen gebruik heeft gemaakt van christelijke motieven’, werkt Driebergen in ruim driehonderd pagina's uit dat onder het vernis van de Bommelstrips kernachtige kritiek en soms ook (milde) spot verborgen zat. Na een wat schoolmeesterachtige inleiding waarin Driebergen onder meer omstandig uitlegt wat een citaat en een parodie zijn, laat hij goed onderbouwd zien dat Toonder weinig op had met (het godsbeeld van) de calvinistische traditie: God is volgens Toonder geen oude man met een baard, maar eerder een wreker, die bijvoorbeeld in het verhaal van Job ‘eigenlijk aan het pokeren is met de duivel’. Driebergen toont aan dat de auteur van Bommel met calvinistische zwart-wit-denkers korte metten maakte. Soms terecht. In 1961 verscheen het Bommelverhaal Het Boze Oog, waarin witte en zwarte schapen de hoofdrol spelen. Zij gaan gebukt onder schuldgevoelens en zijn letterlijk ‘zwartkijkers’. Deze schapen staan model voor calvinistische christenen, die - in de beleving van Toonder - zonder levensvreugde hun dagen slijten en tale Kanaäns spreken. Terwijl de strip in de krant verscheen, vond in Staphorst een volksgericht plaats. Daarbij reed men twee mensen die beticht werden van overspel op een boerenkar het dorp rond. Heel Staphorst joelde de echtbrekers uit; de politie greep niet in. Het voorval haalde alle kranten en kritische publicaties volgden. Was dit nu een christelijke manier om met overspeligen om te gaan? Toonder besloot op zijn eigen manier kritiek te leveren: enkele weken nadat het voorval plaatsvond, werd de hoofdpersoon van de strip op vrijwel dezelfde wijze rondgereden door het dorp waar het verhaal zich afspeelde. Driebergen laat zien dat Toonder zo subtiel duidelijk wilde maken dat hij zich absoluut niet kon verenigen met de handelswijze van de Staphorsters. Een minder sympathieke opvatting van | |
[pagina 72]
| |
Toonder over God is zichtbaar in De Grote Onthaler, één van de meest besproken Bommelverhalen. In Bommel en Bijbel staat Driebergen uitgebreid stil bij dit verhaal. Bommel wordt in dat verhaal door de Grote Onthaler, in de strip ook aangeduid als ‘Verheven Vergaster’ en ‘Genadige’, geleid naar een tijdloze omgeving, een eeuwigheid, aldus Driebergen. Daarin moet Bommel vele beproevingen ondergaan, zoals een strijd tegen een acht- (eigenlijk zeven-)koppig monster. Dit alles geschiedt omwille van de Grote Onthaler, een dikke taartjesetende figuur die, ter verdrijving van zijn verveling, een ‘Plan’ heeft ontwikkeld voor zijn onderdanen. Dat Plan leidt ertoe dat de onderdanen uiteindelijk ten onder dreigen te gaan: alleen een list van Tom Poes kan dat voorkomen. God wordt door Toonder dan ook afgeschilderd als een sadistische heerser, die zijn onderdanen willekeurig zou laten spartelen. Althans, dat was in grote lijnen de kritiek op het verhaal. Driebergen geeft de discussie over het verhaal uitgebreid weer, waarbij hij ook de reactie van Toonder schetste: Toonder zou niemand hebben willen kwetsen, maar alleen ‘een kinderachtig godsbeeld’ hebben willen bestrijden. Ook de taalpuristen komen in het boek aan hun trekken; de schrijver gaat uitgebreid in op het gebruik door Toonder van uitdrukkingen en zegswijzen die uit de Statenvertaling afkomstig zijn, of tenminste een christelijke/gereformeerde oorsprong hebben. Hij haalt tientallen voorbeelden aan, van het gebruik van woorden als ‘ongerechtigheden’, ‘addergebroed’ en ‘rechtschapen’ tot de toepassing van uitdrukkingen als ‘het vlees is zwak’ en ‘een dief in de nacht’. Bommel voelde zich bijvoorbeeld een ‘weerloos heer op de slachtbank’, die waarschuwde dat je niet ‘je verzen tegen de prikkels moet slaan’. Zoals in dit laatste voorbeeld, liet Toonder Bommel vaak Bijbelse uitdrukkingen verhaspelen, waardoor Toonder hem figuurlijk beentje lichtte. Hierdoor probeerde hij een humoristisch effect te creëren. Bommel en Bijbel geeft een goed inzicht in de verhouding tussen Marten Toonder en het christendom, alsook in het veelvuldige gebruik door Toonder van tale Kanaäns. Driebergen heeft er duidelijk veel werk van gemaakt. Het sterkste punt van dit boek is evenwel dat Driebergen geen oordeel geeft over het godsbeeld van Toonder of over de wijze waarop hij soms de spot drijft met het christendom, maar dit alleen toont. De christelijke Bommellezer wordt dan ook uitgedaagd zelf zijn conclusies te trekken, als u begrijpt wat ik bedoel.
Klaas Driebergen, Bommel en Bijbel. Bijbel en christendom in de verhalen van Marten Toonder. Aspekt, Soesterberg 2012, 347 blz., €29,95.
Diederick van Dalen |
|