regel, dan uit de tekst van psalm 2 één regel, enzovoorts, tot hij een 150-regelige cento heeft. In dit boekje staan dus zeven van zulke 150-regelige herschikkingen van bestaande psalmregels.
Om hier iets van het effect van zijn cento's te laten zien, twee citaten: het eerste is het begin van de cento van De Nieuwe Bijbelvertaling, met regels uit psalm 1 tot en met psalm 7. Het tweede citaat is een stukje uit de cento van de Naardense Bijbel, de psalmen van meester-hebraïst Pieter Oussoren dus, hier met regels uit de psalmen 110 tot 119.
‘Natuurlijk wil ik aan het water staan, / de zoon vereren met een kus, / gaan liggen, slapen, wakker worden. / Ik leg me neer in vrede / en wendt mij in de morgen, wacht, / hoe lang moet ik nog wachten? / Kom mij te hulp, gebieder van het recht.’
(Cento De Nieuwe Bijbelvertaling, 1-7)
‘Ik drink uit een beek langs de weg / tot goed inzicht voor wie daar naar doen: / genadig, barmhartig en rechtvaardig. // Wie is als de Ene, onze God, / die de kiezel verandert in fonteinen van water? / Niet de doden zingen: Alleluia. // Gij hebt mijn ziel ontzet uit de dood. / Over ons is geweldig uw vriendschap. / Ik stierf niet, nee ik mag leven, / door uw inzetting worden verkwikt.’
(Cento Naardense Bijbel, 110-119)
Het vraagt wel een en ander van de lezer. Bijvoorbeeld het loslaten van het besef, dat deze regels eerder in een ander verband stonden dan waarin ze hier gepresenteerd worden. Zeker als sommige regels de lezer vaag of minder vaag bekend voorkomen. Zo zal men toch het meeste plezier beleven aan de cento's van de regels uit teksten die men goed kent: de herkenning van de regel vergroot de vervreemding bij het aantreffen van de regel in een nieuwe omgeving. En het vraagt om gewoon doorlezen, blik op oneindig. Doorlezen, ondanks het vermoeden dat nieuwe betekenissen die in een cento ontstaan de oorspronkelijke zegging van de hergebruikte regels kunnen ontkennen. Hij past waarschijnlijk goed in een wat vermoeide en tegelijk speelse benadering van het hele corpus teksten dat achter ons ligt, de cento. Of misschien zegt de constructie van de cento iets over de achterdocht, zo niet de hoop, dat een dichtregel misschien iets heel anders zegt dan een willekeurige dichter dacht, toen de regel op papier belandde.
Maar uiteindelijk is het vooral een spel, dat de lezer van harte mee moet willen spelen, wil hij er plezier aan beleven. Bij de collecties teksten die zelf al bewerkingen en interpretaties van de psalmen zijn, zoals die van Lloyd Haft, krijgt Ents resultaat een sterk arbitrair karakter, en wordt een cento zomaar een aantal schijnbaar lukraak achter elkaar gezette regels. Het andere uiterste is misschien Ents cento van de Statenvertaling, waarin oeroude en ingesleten regels opeens in een nieuwe en verrassende opstelling verschijnen. Iets voor de liefhebber, de cento.
Anton Ent, Tot water mij noemt. Vesuvius, Amsterdam 2012, 78 blz., €19,95.
Menno van der Beek