identificeert met de ten dode opgeschreven Egbert. Dan krijgt Egbert het woord in deel drie, in ik-perspectief dit keer. Hij komt aan het graf te staan van Daniël, die door een onaangekondigde dood is overvallen. Het kan gek gaan. Tot slot vertelt de tweede weduwe, Mirjam.
Van der Ent heeft in dit zo'n honderd pagina's tellende boek veel uit te leggen, veel te beschrijven. Mirjam doet eerst vlug in twee pagina's aan ons lezers uit de doeken dat ze nog steeds verdrietig is, verhuisd is om de leegte te ontvluchten, slaappillen gebruikte, nu overgegaan is op homeopathische middelen. Pas dan kan ze naar het heden. Gaandeweg wil je al die dingen als lezer best te weten komen, maar op zo nadrukkelijke wijze kennismaken met de loop van iemands leven, doet zeer onnatuurlijk aan. Bovendien wil ik niet horen dat ze aan het thuiskomen in een leeg huis nooit gewend raakt, ik wil dat merken.
Op het omslag staat: ‘De roman dwingt de lezer zich met vier personages te identificeren, maar als hij het boek uit heeft, laat hij de standpunten van drie van hen vallen.’ Die ervaring had ik niet. Eigenlijk ontbreekt het overal aan identificatiemogelijkheden, omdat zelfs Ent zijn personages niet lijkt te doorgronden. Hij wil te veel ideeën kwijt, en zoekt daarvoor slechts een verpakking. Ideeën over de dood, en dus over het leven. Ideeën over kunst en het motief van de kunstenaar. En ideeën over de liefde. Ik hoop dat Ent over al deze ideeën nog veel poëzie zal schrijven.
Henk van der Ent, Een vrouw beminnen. Kleine Uil, Groningen 2012, 104 blz., €15,00.
Elizabeth Kooman