Gegrepen
Een roerig jaar beschrijft Ellen Heijmerikx in haar tweede roman, Wij dansen niet. Twaalf maanden waarin het gezin waarbij de negenjarige Janne hoort een wending doormaakt. Haar vader en moeder raken in de ban van de geloofsgemeenschap waarvan je als lezer al snel weet dat het de Noorse Broeders zijn, een gemeenschap die Heijmerikx van binnenuit kent. De kinderen worden meegesleurd in een wereld die beter zou moeten zijn dan de echte wereld, omdat de gelovigen er hard aan werken om hun bewuste zonden te overwinnen. Dan zal het hier op aarde een stuk aangenamer zijn en horen ze ook na hun dood bij de uitverkorenen.
Even lijkt het erop dat de bekering een succes wordt. Jannes broer IJze pest haar niet meer, en scheldt haar niet meer uit voor lelijke vleermuis. Maar er blijkt genoeg lelijkheid voor in de plaats te komen. Want continu heeft Janne het gevoel dat ze tekortschiet. Ze leeft op van elke kleine euforie. Uiterlijk vertoon is een zonde. Dus schopt Janne haar juist zo gekoesterde lakschoenen vaal tegen de ruwe planken tijdens een van de samenkomsten. Een hele zelfoverwinning.
Janne krijgt niet veel kans meer om een kind, om een meisje te zijn. Aan één ding zie je dat zij en haar broer IJze toch echt kinderen zijn: ze spelen de wereld van de volwassenen na. Normaal gesproken vertedert dat. Hier schrijnt het. Tijdens een samenkomst trekt een broeder zijn jasje uit, als symbool voor het afwerpen van de ‘oude mens’. IJze en Janne delven een graf voor hun bloezen. Van Jannes jurken worden de strikken afgeknipt. Dat is opsmuk. Janne knipt de sluierstaart van haar vis eraf. Janne wordt door haar vader geslagen, want wie zijn kind liefheeft, kastijdt het. Daarna neemt hij haar op schoot om haar te troosten. Janne slaat een van de konijnen en wiegt het daarna op haar schoot.
Wanneer Janne een nieuwe jurk wil, is dat al lang niet meer uit ijdelheid. Ze zoekt er bij haar moeder de vreemde vorm van intimiteit in die ze bij haar vader ervaart nadat ze geslagen is. Want als haar moeder een jurk voor haar maakt, bedenkt Janne, dan moet ze haar maten opnemen, en is ze fijn dichtbij. Ze moet naar haar kijken en haar dan eindelijk weer eens echt zien. Maar moeder besluit dat het voldoende is om de zoom van Jannes jurk uit te leggen.
Veel warmte rest er Janne niet meer. Behalve van haar wereldse tante Mireille. En van haar opa. De opa die zijn buurman helpt ook al heeft die zijn bloedeigen broer aan de Duitsers uitgeleverd. Het evangelie in een notendop. Maar niet voor de broeders: een geloof in vergeving van zonden zonder er iets voor over te hebben, vinden zij een half evangelie en dus een hele leugen.
Je zou haar wel van de bladzijden willen plukken, dit meisje, haar haren willen kammen, er een mooi lint in strikken en haar zeggen dat ze een prachtige prinses is. Maar je kunt haar als lezer niet redden. Net zomin als opa en tante Mireille Janne met hun lief-