lijker: Paulus moet zich vaag bewust zijn geweest van die innerlijke ontwikkeling, maar haar hebben ontkend en bestreden, misschien wel in de vorm van een vervolging van de aanhangers van het geloof waarvoor hij innerlijk al gewonnen was.
Paulus' bekering is een voorbeeld van wat Stendhal kristallisatie noemde.
Stendhal meende dat liefde het gevolg is van een geleidelijke innerlijke ontwikkeling waarbij een willekeurig voorwerp (Stendhal geeft het voorbeeld van een dode tak die in een zoutmijn wordt gelegd) langzaam met kristallen wordt bezet en zich na een aantal maanden plotseling manifesteert als het voorwerp van onze liefde, omdat wij dat voorwerp onbewust en stapje voor stapje met onze liefdesidealen hebben overdekt.
In het najaar 1965 las ik op aanraden van mijn leraar religie Le diable et le bon dieu, een toneelstuk van Jean-Paul Sartre. Het was laat in de avond. Mijn ouders, broertjes en zuster waren naar bed. Ik vorderde goed in dit spannende toneelstuk. Ik stond op om nog een laatste kop koffie te halen, maar nog voor ik bij de keukendeur was aangekomen, flitste het door mijn hoofd: ‘God bestaat niet.’ Ik wankelde en zocht houvast bij de deurpost. Ik zag mezelf weg tuimelen in een diep gat onder een vloer, een oude houten vloer, die door donkerbruine balken werd gedragen en waar ik nu van de onderkant tegenaan keek. Blijkbaar had ik mijn hele leven op deze vloer gestaan, en was daar nu doorheen gezakt. Mijn duizeling was het gevolg van de paniek die me beving. Ik probeerde mijn inzicht ongedaan te maken, wilde terug klauteren op de vloer, maar besefte dat dit onmogelijk was.
Mijn val lijkt, in het klein, op Paulus' bekering op weg naar Damascus. Ze is het negatief van Paulus' bekering, want het was niet een toewending naar god (conversio) maar een afwending (aversio). Het opmerkelijke van deze afwending zit daarin dat mijn liefde niet op een ander voorwerp werd gericht. Mijn liefde (of geloof, maar dat is in wezen hetzelfde) was in de loop van de tijd verbleekt en verdwenen zonder dat ik er erg in had. Mijn val was een val in het niets.
Wie (of wat) was daar de oorzaak van? Ikzelf in elk geval niet. Ik had niet op mijn val aangestuurd en werd overrompeld door een inzicht dat ik ongedaan zou hebben gemaakt als ik daartoe in staat was geweest. Blijkbaar waren er innerlijke processen aan het werk geweest die er uiteindelijk toe hadden geleid dat ik door de vloer was gezakt. Ik had me zo lang mogelijk vastgeklampt aan een overtuiging waar ik houvast, warmte en beschutting aan ontleende, maar toen de toestand onhoudbaar werd, viel ik in het gat.