Liter. Jaargang 15
(2012)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
hij een Zwitserse Indië: nijver, neutraal en als immigrantenzoon een tikje onthecht. Maar vooral is hij gezond. Een man zonder ziekte, die doet denken aan De man zonder eigenschappen van Robert Musil. ‘Zo was hij: een toegewijd en dienend architect, vanuit alle perspectieven kon hij naar de wereld kijken, moeiteloos verplaatste hij zich in al zijn opdrachtgevers.’ Wat moet er van deze dromer worden, als hij de kans krijgt om het nieuwe operagebouw van Bagdad te ontwerpen? Vanaf dat moment belanden we in een vertelling die het midden houdt tussen Kafka (vechtend tegen een onzichtbaar noodlot) en Gogol (het noodlot wordt op koddige wijze ondergaan). Een schrijnend en soms lachwekkend avontuur, zoals we van Grunberg gewend zijn. Met een hoofdpersoon die ongelukkig is, vaak zonder het zelf te beseffen en die onherroepelijk naar de rand van de afgrond wordt geleid. Je zou het Sam soms willen toeroepen: kijk dan toch! Snap je dan niet dat...? Dan antwoordt Sam, midden in Irak, op zijn eigen wijze: ‘Ik ben neutraal. Ik heb met de conflicten hier niet te maken. Ik ben alleen gekomen voor de opera, ik ben architect zoals ik al zei. Wij dienen de schoonheid en het gebruiksgemak. Met politiek hebben we niets te maken. Vorm en functie moeten elkaar in evenwicht houden. Hoewel Fehmer zei: “Eerst de vorm, dan de functie.”’ Die onthechte personages zijn Grunbergs kracht. Maar de verveling ligt op de loer: alweer zo'n stumper; nu weten we het wel. Het lijkt er op dat Grunberg dat beseft. Hij schrijft beknopter, zakelijker dan we in zijn romans gewend zijn. Daarmee doet hij het uithoudingsvermogen van de scepticus een plezier en geeft hij de liefhebber een nieuw bewijs van zijn kunnen. Maar toch is de snelheid waarmee Grunberg ons hier door de lotgevallen van Sam loodst tegelijk ook het grote nadeel van dit boek. We hebben onszelf een illusie van veiligheid aangepraat, lijkt hij te willen zeggen. Dat kan een indringende boodschap zijn, maar dat is het hier niet. De vluchtige pennenstreken waarmee we door Zwitserland, Irak en Dubai worden geleid, doen de boodschap niet beklijven. Het wordt, zoals Marja Pruis in De Groene Amsterdammer schreef: ‘[...] poppentheater waarmee hij iedere ambivalentie in de kiem smoort.’ Misschien is dat inherent aan het verhaal: de kloof tussen Sam en de wereld wordt een kloof tussen lezer en verhaal. Als dat de bedoeling was: goed gedaan. Maar het overtuigt me niet. Net als je je met die kloof hebt verzoend, is het boek alweer uit en blijf je zitten met een zweem van verontrusting over het noodlot van iemand die je niet hebt leren kennen. Misschien ben ik daarmee veel te streng en haalt de schrijver zijn gelijk: ook deze lezer slaagt er niet in om met Sam een band te krijgen. Zie je wel: onthechting! Toch kan ik er op die manier weinig mee. De hoofdpersoon en zijn verhaal beklijven niet. Liever geef ik een hoofdpersoon de kans om in mijn hoofd te kruipen en met mijn beleving van het verhaal aan de haal te gaan. Dat gebeurde me bij deze roman niet. En dus was ik verhaal en boodschap de volgende dag alweer bijna vergeten. Grunberg biedt in De man zonder ziekte vaart, spanning en een zekere onrust. Maar verder niets. Arnon Grunberg, De man zonder ziekte. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam 2012, 221 blz., €17,50. |
|