De grootste tegenvaller is dat het sirenengezang niet alleen uit tonen, klanken, melodie bestaat, maar een inhoud heeft. Er zijn wèl woorden, er is wèl een boodschap, een verstaanbaar bericht. Als Circe voorspelt welke avonturen Odysseus te wachten staan en hem adviseert wat hij moet doen, zegt ze dat de Sirenen hem betoveren, maar ze verraadt niet waarmee. Dat lezen we pas als hij passeert, zijn mannen toeschreeuwend dat ze hem moeten losmaken. De Sirenen zingen, in de vertaling van H.J. de Roy van Zuydewijn:
Kom, leg aan met uw schip, om de stem van ons beiden te horen.
Want nooit voer hier een zeeman voorbij op zijn zwartgeteerd vaartuig,
voordat hij uit onze mond de verruklijke stem had vernomen
en, na 't genot van de zang, met grotere kennis naar huis voer.
Ze beloven dus kennis, betekenis, iets wat te weten is. ‘Wij weten al wat gebeurt op de velen voedende aarde.’ De Sirenen kennen de wereldgeschiedenis, ook wat er zich bij de strijd om Troje achter de schermen plaatsvond. Daarmee lokken ze de zeelieden. Althans, volgens Homerus. Het is zijn visie op de oerversie van deze mythe.
Waarom verzet ik me intuïtief hiertegen? Waarom stuit een lied met een inhoud, een tekst, een boodschap mij tegen de borst en loop ik warm voor de visie van Plato die beweert dat deze gevleugelde halfgoden de harmonie der sferen voortbrengen? Waarom lees ik met plezier de recente opvatting van Alberto Manguel, die in zijn boek De kunst van het lezen beweert dat het goddelijke karakter van het gezang niet de klank is, niet de betekenis, maar iets anders, iets wat resteert als al het andere wordt weggestreept en waarvoor geen taal bestaat? Waarom haal ik mijn schouders niet op over Kafka's opvatting dat de Sirenen helemaal niets zongen, maar zwegen? Viermaal waarom. Eén antwoord, dat ook verklaart waarom ik dit verhaal van Odysseus verkeerd heb onthouden.
De wijze waarop iemand een mythe verneemt, opslaat en doorgeeft, hangt van zijn aard af. Iedere hoorder verstaat iets anders en wijzigt dat onbewust enigszins bij het doorvertellen, door toevoeging of verminking. Een ieder verneemt het godenverhaal naar zijn innerlijk.
Jung beweert dat archetypen, archetypische verhalen en rituelen, energie bezitten waardoor ze inhouden van het bewustzijn die bij hen passen als magneten naar zich toe trekken. Homerus had blijkbaar een andere inborst dan Plato.
Ik wil niet dat het lied van de Sirenen een inhoud heeft en verzet me tegen Homerus' versie van de mythe, omdat ze niet bij mijn onderbewustzijn past. Dat kiest voor het oningevulde van de stilte, het onzegbare, het inhoudsloze, de onbeschrijflijke schoonheid.