In De omhelzing, een klein kinderboekje dat misschien geen kinderboekje is, geeft de Israëlische schrijver David Grossman gewogen woorden aan een soortgelijke ervaring - het besef uniek te zij n, en daardoor misschien wel heel alleen. Ben en zijn moeder wandelen samen door het veld als zijn moeder hem zegt: ‘Je bent zo ontzettend lief, zoals jij is er niemand op de hele wijde wereld.’ Wie wil dat nou niet horen, zou je denken, maar Ben weet zo net nog niet of hij de enige zoals hij op de hele wereld wil zijn. Want dan is hij tenslotte wel erg alleen. Grossman en illustrator Michal Rovner hebben slechts een klein aantal rustige pagina's nodig om te ontdekken hoe de vork in de steel zit. Weinig woorden, zachte, schaduwachtige potloodtekeningen in grijs en enkele kleuren zijn voldoende.
Langzaam maar zeker realiseert Ben zich dat er van zijn moeder ook maar een is, en van zijn vader, en ook de hond Mirakel is uniek. Zelfs de stoet mieren blijkt uit allemaal unieke miertjes te bestaan. Is iedereen dan alleen? Ja. En nee. Gelukkig heeft Ben een wijze moeder. Iedereen is alleen én samen, legt ze hem uit, want mensen hebben elkaar ook al zijn ze dan verschillend. Ben begrijpt het nog niet helemaal. Gelukkig heeft Ben ook een lieve moeder. Wat niet te begrijpen is in woorden, is dat wel in een omhelzing. Ze knuffelt Ben stevig. ‘Nu ben ik niet alleen, dacht hij midden in de omhelzing, nu ben ik niet alleen, nu ben ik niet alleen.’ En op de laatste pagina buigen zelfs de bomen zich naar elkaar toe.
David Grossman (vert. Edward van de Vendel), De omhelzing. Cossee, Amsterdam 2011, 30 blz., €12,90. Oorspr. titel: Hibuk.
Elizabeth Kooman