Wandelen met God
Elke ochtend maakt Kleine Man een wandeling. Hij woont en wandelt in een paradijselijke omgeving vol bomen, bloemen, beestjes, kortom: een prachtschepping in kleurenpotlood, getekend door Kitty Crowther. De dag die in het prentenboek Kleine Man en God getoond wordt, is een bijzondere. Het is in de woorden van Kleine Man een van die dagen ‘die je voor eeuwig veranderen’. Want op deze dag wandelt Kleine Man met God.
God ziet er - met alle respect - niet uit. Crowther maakte van God een log Barbapapa-achtig wezen. Een potloodomtrek van roze-rood, wit vanbinnen en omgeven door een oranje gloed. Dat was het dan. Kaal en koel om te zien, maar voor kinderen misschien juist aantrekkelijk en als God begint te praten, heeft hij je zo voor zich ingenomen.
Kleine Man en God hebben gespreksstof genoeg. Over godsbeelden praten ze bijvoorbeeld. God vertelt Kleine Man dat hij niet de enige God is. ‘We zijn met zo veel als er sterren aan de hemel staan, en zelfs nog meer.’ Ook heeft God niet de lange witte baard en de hemelsblauwe mantel die Kleine Man zich had voorgesteld. God kan wel even doen alsof, en floep, daar staat God als man-met-baard-en-mantel. Nog te herkennen aan het roze-rode lijntje en de oranje gloed, dat wel. God heeft er schik in en gaat nog even door met zijn gedaanteverwisselingen: van haas naar hert naar cowboy naar indiaan naar gorilla. Kleine Man krijgt het er benauwd van. Dan ondergaat God de laatste gedaanteverwisseling, omdat hij Kleine Man niet bang wil maken. ‘God, u lijkt op mijn vader!’, roept Kleine Man uit.
Wie intussen al meewandelend goed om