interessant boek en Janne IJmker heeft met Achtendertig nachten ook een aardig boek geschreven. Daarna houdt het een beetje op.
Ik had gehoopt dat De laatste patiënt van Mirjam van der Vegt een goed boek zou zijn. Ik herinnerde me dat Marion Woertink het in het Nederlands Dagblad ‘een roman met lef’ noemde. Bij herlezing van de recensie blijkt overigens dat Woertink ook wel kritiek op het boek heeft.
In de recensie werd ook verwezen naar Noor van Lisette van de Heg, maar de uitgever liet weten dat Noor niet als literatuur bedoeld is. Hoe De laatste patiënt bedoeld is, weet ik eigenlijk niet. Achter in het boek staan ‘Leesclubvragen’, met daarin ook een vraag als ‘Wat zijn je eigen ervaringen met de medische wereld en in hoeverre herken je je in Ava of Aron?’ en je kunt van de flap zelfs een bladwijzer losscheuren waarop je kunt invullen ‘wat dit boek mij gaf’. Tja.
De laatste patiënt is geen goed boek. Van der Vegt kan heel behoorlijk een verhaal in elkaar zetten, dat niet vervelend is om te lezen, maar stilistisch is ze zwak. Verder heeft ze de neiging om alles, maar dan ook werkelijk alles, uit te leggen, zodat ik de neiging kreeg om ‘ergernis’ op de bladwijzer te schrijven.
Het blijft dus magertjes wat betreft het proza uit christelijke hoek. Waardoor dat komt en wat we eraan zouden kunnen doen, weet ik ook niet, al heb ik er wel wat losse gedachten over.
In de eerste plaats is er geen context voor literair proza: er zijn te weinig uitgeverijen, of imprints, waar alleen christelijke literatuur wordt uitgegeven. Kok is begonnen met een serie christelijke klassiekers (waarin de nadruk overigens lijkt te liggen op buitenlandse literatuur), onder redactie van Tjerk de Reus. Zo'n serie is prettig omdat je weet dat je christelijke literatuur daar tenminste kunt vinden. Ook Brandaan zou een omgeving voor Nederlandse christelijke literatuur kunnen worden.
Het is daarbij van belang dat er bij uitgeverijen goede redacteurs komen/blijven die auteurs kritisch kunnen begeleiden. In De laatste patiënt staan fouten die ik meer de redacteur dan de auteur aanreken. Zo'n redacteur had toch moeten zien dat windkracht niet aangegeven wordt op de schaal van Richter, maar op die van Beaufort en dat het niet ‘het stoma’, maar ‘de stoma’ is. Een enkele keer is dat laatste wel verbeterd, maar dan staat er weer ‘de stoma, dat’.
Stimuleren is zeker een taak van de kritiek, maar minstens zo belangrijk is het dat de norm aangegeven wordt en dat het eerlijk verteld wordt wanneer de norm niet gehaald wordt. Ik heb het idee dat iedereen uit de christelijke hoek die een roman geschreven heeft, vertroeteld en geknuffeld wordt. Toen bijvoorbeeld Marianne Witvliet haar beroerde roman Kind van het water had gepubliceerd, kreeg ze meteen een prominente plaats op een Letterendag en het boek is zelfs opgenomen in een top-vijftien van het clo. Je kunt je afvragen of een organisatie met zo weinig onderscheidend vermogen wel ooit iets kan betekenen voor de christelijke literatuur.
Veel christelijke schrijvers hebben de neiging expliciet te zijn in hun boodschap. Misschien komt dat doordat veel protestants-christelijke schrijvers opgegroeid zijn met preken in plaats van literatuur. Mijn indruk is dat veel dominees niet de bedoeling hebben om de gemeenteleden aan het denken te zetten, maar dat ze liever de gemeente vertellen hoe het zit en hoe het moet. Ik zie dat bij veel schrijvers terug.
In De laatste patiënt is dat het ergst aan